Vrijdag 26 juni, via Oban naar Luing

Met een aangenaam zonnetje vertrekken we vanochtend eerst naar Oban, een wat grotere havenstad. We hebben geen vast einddoel, maar stellen steeds een tussendoel in. Eerste stopplek wordt in ieder geval Oban voor een kop koffie. Maar als we zijweggetjes tegenkomen, zoals bij Appin, rijden we die ook even langs, je weet nooit wat je tegenkomt maar op wat koeien, mooie landschappen en leuke huisjes na zien we geen verrassingen.

In de haven van Oban besluiten we de ferry naar Luing te nemen, maar die gaat wel vanuit Cuan, zo'n 32 kilometer verderop. Wij doen er uiteraard wat langer over vanwege de alternatieve routes die we kiezen. Zo hebben we een heel mooi uitzicht over Oban als we het stadje aan de zuidwestkant via een smal weggetje verlaten. Boven de stad torent een Colosseumachtig gebouw uit, McCaig's Tower maar ook wel McCaig's Folly genoemd (voor meer over Follies kijk eens op
de site van Lies). De bankier McCaig liet het tussen 1895 en 1902 bouwen om de lokale bouwvakkers werk te verschaffen en een monument voor zijn familie te scheppen.

Halverweg Oban en Cuan komen we over een korte gedraaide brug en daarmee steken we de Atlantische Oceaan over naar het eiland Seil dat door een klein stroompje van het vasteland gescheiden is. Direct achter de brug staat een herberg, de Tigh-an-Truish, oftewel 'Huis van de broeken'. Na de Jacobietenopstand in 1745 werd het gebruik van Gaelic maar ook van traditionele kleding als tartan en kilt verboden. Eilanders die vanaf hier naar het vasteland gingen konden wisselden hier van kleding voordat ze het vasteland op gingen.

Wij rijden door naar Cuan waar we direct de ferry op kunnen die ons binnen 2 minuten over de 200 meter brede Cuan Sound naar Luing brengt voor 9,65 pond. Maar dat is wel voor een retourtje. Seil en Luing horen allebei tot de Binnen-Hebriden en specifieker tot de Slate Islands of Leisteeneilanden waar, 3x raden, leisteen werd gedolven. Het zijn wat afgelegen eilandjes waar je niet zo snel komt maar zeker de moeite waard als je er de tijd voor hebt.

Er zijn maar 4 wegen op Luing dat op zijn langst 9 kilometer is en maximaal 2 kilometer breed. We komen dus ook steeds weer dezelfde mensen tegen die ook op de boot zaten maar op de een of andere manier rijden we allemaal net iets andere routes. Er wonen zo'n 200 mensen verspreid over een paar dorpjes. Leisteen wordt niet meer gedolven maar wel wordt hier het Luing vee gefokt, dat lekker vlees schijnt te geven en goed tegen extreme weersomstandigheden kan.

In de buurt van Toberonochy staat de ruïne van de 12e eeuwse Kilchattan kerk die tot 1685 werd gebruikt en nu te gevaarlijk is om te betreden. Eromheen ligt een begraafplaats met enkele honderden oude graven vanwaar je een mooi uitzicht over het eiland en het omringende water hebt. De huidige kerk is een klein wit gebouwtje iets verderop, net een gewoon woonhuis.

Even verderop zien we wat poppen langs een huis. Of zijn het vogelverschrikkers?
De meeste huizen op het eiland zijn redelijk vrijstaand maar in de dorpjes kun je zomaar kleine rijtjeshuizen aantreffen, waarschijnlijk een erfenis uit het verleden toen de arme arbeiders die in de leisteengroeves werkten in zulke huisjes konden wonen.

Je zit nergens ver van de zee vandaan en eigenlijk hebben we er bijna altijd wel zicht op.
Na 2 uur rondrijden en rondwandelen hebben we het hele eiland wel gezien en rijden terug naar het noorden van het eiland om de ferry terug te nemen.

We hoeven dus geen kaartje terug te kopen en voor die prijs (£ 9,65 in 2009, in 2018 al meer dan £ 15 voor een kleine auto en 2 passagiers) mag dat ook wel. De tarieven voor bewoners en bijvoorbeeld de postbode zullen uiteraard heel anders zijn hoewel we dat op de website van Calmac (de vervoerder) niet terug kunnen vinden.

Voor Oban nemen we een doodlopende weg die langs de kust gaat en eindigt bij een hek waar we een gate lodge zien zonder bordje erbij. We zijn dan altijd benieuwd of er ook ergens een kasteel staat verderop. Uit ervaring weten we ondertussen dat dat lang niet altijd het geval is, er zijn ook veel landgoederen met wel een soort wachtershuisjes bij de poorten maar met een redelijk normaal of klein landhuis ergens op het landgoed.

Op de terugweg stoppen we nog even bij het Puffin Diving Centrum waar ze leuke verkeersborden hebben gemaakt. We gaan er maar niet duiken want er staan nogal wat slechte reviews (naast goede) op internet over deze club. Wel maken we even een wandeling over het terrein op zoek naar meer leuke borden om te fotograferen.
Een boot is op het land gehesen om geteerd te worden, vlak naast de picknick tafels.

Iets verderop komen we een gesloten hek tegen maar gelukkig staat er op dat het wel een doorgaande weg. Dus moet Lies de auto uit om het hek te openen en sluiten. Een hek is goedkoper dan een wildrooster in de weg aanleggen maar wel omslachtiger.
In Oban stoppen we dan nog even om wat te eten en we vinden zowaar een internetcafe waar alles werkt. Geen idee waarom we zo nodig op internet moesten.
Aan het begin van de avond zijn we weer terug in Glencoe na best wel een lange dag met weer heel wat kilometers op de teller.
