Zondag 09 september, naar de hoofdstad Podgorica
Tot onze verrassing kunnen we buiten ontbijten op het dak van het hotel met een binnenrestaurant voor als het slecht weer is. Maar wij zitten liever buiten. Alleen jammer dat het ontbijt niet echt voor ons is: supersterke koffie en wat kleffe broodjes. Dat is het mooie van kamperen of een appartement, dat je lekker zelf je ontbijt kan maken. Maar dat lukt ons normaal ook wel in een hotelkamer, met de juiste ingrediënten die we vanochtend natuurlijk net niet allemaal bij ons hebben.
Eerst maken we een wandeling over de boulevard van Petrovac en als we bij het strand aankomen ligt dat al helemaal vol, net als gisteravond. Wij vonden Kroatië al zo druk, maar hier is het nog veel erger! Montenegro heeft nog geen 700.000 inwoners op een oppervlakte van iets minder dan 1/3e van Nederland. Maar al die inwoners en het dubbele aantal aan toeristen wonen blijkbaar allemaal hier aan de kust. Onze gedachte dat Montenegro wel een rustig en vergeten landje in deze achterhoek van Europa zou zijn, blijkt een illusie en die ligt bij deze helemaal in scherven.
Petrovac ligt aan en baai en heeft 800 meter strand waarlangs en mooie slenterboulevard ligt. Die slenteren we dan ook op ons gemak lekker af, op zoek naar een plek met lekkere koffie, maar helaas, ook hier treffen we het niet met de ijzersterke bak die we voorgeschoteld krijgen (ik tenminste vind het maar niets). Het mooie weer en vooral het uitzicht vergoeden echter alles.
Aan de zuidkant van dit kleine stadje ligt nog een fort dat Castello (kasteel) wordt genoemd, maar veel informatie is er niet over te vinden. Er staat ook een monument dat Russsisch lijkt te zijn. Voor de zekerheid klim ik erheen en er is inderdaad een zuil met allemaal namen in het Cyrillisch schrift en een verwijzing naar de 2e wereldoorlog. Het Montegrenijns lijkt erg op het Servisch en kan zowel met Latijnse als Cyrillische letters geschreven worden, maar we zien voornamelijk de voor ons gemakkelijk leesbare Latijnse tekens. Misschien onder invloed van het toerisme vanuit het westen?
De kust van Montenegro is bijna 300 kilometer lang, maar is vooral rotsachtig. De stukjes strand die beschikbaar zijn zitten dan ook helemaal vol, terwijl het toch al echt september is en overal alle zomervakanties zijn afgelopen. Maar er heerst nog wel een vakantiesfeer en de meeste vakantiegangers lijken afkomstig uit de voormalige oostbloklanden. Er zijn steeds meer mensen die het zich kunnen veroorloven om een vakantie te houden buiten het echte vakantieseizoen, een goed teken voor de werkeloze Montegrenijnen en voor de economie in dit gebied.
Maar wij zijn toch een beetje teleurgesteld: wij hadden hier meer rust verwacht na de drukte in Kroatië. Maar het is niet anders en we hebben ons maar aan te passen. In het binnenland zal het vast veel rustiger zijn. Maar eerst gaan we op pad langs de kust, helemaal tot aan het zuiden van Montenegro, een bergachtige weg die ons omhoog voert langs de kust.
We rijden voorbij de stad Ulcinj en daarna wordt het landschap ineens heel vlak, verdacht vlak, een bijna troosteloos gebied nu de bergen zich terugtrekken. Een rechte weg door het niets met hier en daar een huis, een nieuwe kerk en verder eigenlijk alleen maar gebouwen in aanbouw, waarschijnlijk toekomstige toeristenverblijven. Bij het dorpje Ada rijden we naar de kust maar het is er verdacht stil. Hier loopt een rivier het binnenland in met daarachter een groot meer dat deel uitmaakt van een nationaal park. Hier zijn al die toeristen dus niet, maar reken maar dat juist dit gebied een soort van nieuwe Riviera wordt in Montenegro met all-inclusive pakketdeals en dat soort dingen. De stilte nu is vast een stilte voor de toeristische storm.
We rijden nog even naar de kleine grenspost met Albanië over een eenbaansweg die kilometers lang is zonder dat we iemand tegenkomen, maar de sfeer is een beetje drukkend en we hebben geen idee hoe het er tegenwoordig aan toe gaat bij de grens met het land dat ooit het meest afgezonderd was in Europa. Eerlijk gezegd vinden we het best wel spannend om hier te rijden, richting het vroeger meest Stalinistische land ter wereld waar zoveel criminelen vandaan schijnen te komen, als je de media mag geloven.Vlak voor de grens draaien we dan ook om, het zal niet voor vandaag zijn, maar in ons (vooral mijn) hoofd blijft toch de gedachte spoken dat wij (ik) graag eens naar Albanië zouden willen.
Op de terugweg rijden we door het oude centrum van Ulcinj, alweer zo'n historische stad met een oud stadscentrum. Hier schijnt ook het langste strand van Montenegro te liggen maar wij rijden door naar het fort. Als we stoppen komen 2 dames in een kleine Polo langsrijden en vragen we of we een kamer zoeken. Ze reden al een hele tijd achter ons en zijn dus blijkbaar echte actieve toeristenzoekers. Niets mis mee, maar we hebben al een kamer. Na een kort en leuk praatje gaan ze op zoek naar de volgende potentiële klant.
Ulcinj is één van de oudste steden aan de Adriatische kust (Griekse kolonie uit de 6e eeuw v.c.), en lange tijd in handen geweest van Venetië voordat het in 1571 veroverd werd door het Ottomaanse rijk. Het fort wordt gerestaureerd en eigenlijk kunnen we nu maar weinig bekijken behalve het mooie uitzicht over de azuurblauwe zee.
Ulcinj is één van de oudste steden aan de Adriatische kust (Griekse kolonie uit de 6e eeuw v.c.), en lange tijd in handen geweest van Venetië voordat het in 1571 veroverd werd door het Ottomaanse rijk. Het fort wordt gerestaureerd en eigenlijk kunnen we nu maar weinig bekijken behalve het mooie uitzicht over de azuurblauwe zee.
Daarna rijden we weer naar het noorden en slaan dan af richting Podgorica, de hoofdstad van Montenegro. We moeten een paar keer oefenen op de plaatsnaam, want we hadden er eerlijk gezegd nog nooit eerder van gehoord. Van 1946 tot 1992 heette de plek Titograd, een degelijke oostbloknaam. We hebben geen idee wat we moeten verwachten van zo'n plek. De weg erheen is in ieder geval mooi en overal staan cypressen in het landschap.
Al snel rijden we over brede wegen rondom het centrum en het kost niet veel moeite een parkeerplek te vinden. De stad doet een beetje westers aan en bijna een kwart van de bevolking van Montenegro woont hier (wie zijn dan al die mensen aan de kust?), maar wij vinden de brede boulevards en winkelstraten toch een beetje een deceptie. Na de hoofdsteden die we tot nu toe hebben gezien komt Podgorica echt op de laatste plaats te staan. Het is natuurlijk subjectief, maar het is net alsof je een dorp neemt en er wat brede starten in legt, wat grote gebouwen neerzet, een paar winkelstraten neerpoot en voor de rest zoeken ze het maar uit. Het lijkt wel een groot dorp met stadsaspiraties.
Maar wel hebben ze er heerlijke koffie met een mooie slagroomkop (echte slagroom!) er bovenop. Het is zondagmiddag en de jongelui van Podgorica slentert wat rond, hangend voor de vele schoenenwinkels. Lies is nog steeds op zoek naar een soort gympies maar ook hier zijn ze niet te vinden. Wij lezen wat reisbrochures op het terras en beginnen langzamerhand iets te snappen van de complexe geschiedenis van dit gebied. Zo wisten we helemaal niet dat Montenegro tot 1878 een onafhankelijk prinsbisdom was terwijl een groot deel van het omliggende land (inclusief het huidige Servië) deel was van het Ottomaanse rijk. Nadat Montenegro in 1918 werd toegevoegd aan het koninkrijk Joegoslavië voerden juist de Montegrijnen een heftige guerillaoorlog tegen de Joegoslaven terwijl ze nu vreedzaam en pas na lang geaarzel zich weer hebben losgemaakt. Raar volkje, die Slaviërs...
De weg terug naar de kust is heel wat spectaculairder en het is jammer dat we niet even de mogelijkheid hadden om te stoppen om vanaf de bergen terug te kijken op Podgarice. Vanuit de achteruitkijkspiegel hebben we nu namelijk een veel mooier zicht op de stad dan toen we het vanuit de zuidelijker weg binnenreden. Maar de bergachtige weg via Cetinje (de oude hoofdstad van Montenegro) en vooral het uitzicht als we de kust weer naderen maakt veel goed. We rijden even door Cetinje maar omdat we geen echte Montenegro-reisgids bij ons hebben beseffen we pas achteraf in Nederland dat we daar wat meer hadden moeten rondkijken; als oude hoofdstad is hier historisch meer te zien dan je nu bij het binnenrijden zou verwachten. We zetten het op onze lijst!
Tussen Budva en Sveti Stefan komen we weer op de kustweg en opnieuw valt ons op hoeveel nieuwbouw hier staat. Waar doen ze dat allemaal van? Maar de regering doet er alles aan om buitenlandse investeerders aan te trekken om het toerisme een flinke boost te geven. Veel gebouwen waren beschadigd na de aardbeving in 1979 en na de laatste oorlog komen eindelijk de toeristen weer. Hopelijk profiteert ook de lokale bevolking er van.
Bij het dalen naar de kust moeten we flink oppassen voor koeien, geiten en paarden die de weg willen oversteken.
Bij het dalen naar de kust moeten we flink oppassen voor koeien, geiten en paarden die de weg willen oversteken.
Terug in Petrovac maken we weer een wandeling langs de boulevard en kijken uit op de twee eilandjes die voor de haven liggen: St. Sunday (met de restanten van een kleine kapel) en Katich (waar alleen wat pijnappelbomen groeien). De eilandjes geven iets extra's aan het stadje, alsof je een monument voor je deur hebt liggen. De kapel schijnt opgericht te zijn door een dankbare zeeman die schipbreuk leed en aanspoelde op het eilandje.
Wij eten dankbaar ons stukje pizza van de dag, nemen nog een iets minder lekkere koffie en wandelen nog even over de boulevard. Onze gedachten zijn nog steeds bij Albanië en we besluiten om morgen toch een poging te wagen het land binnen te komen en er een stukje te rijden. Helemaal tot aan Tirana lijkt wat te ver te zijn en aan lange autoritten hebben we na ons laatste uitstapje naar Bosnië even helemaal geen zin. We wagen het er gewoon op en zien wel hoever we komen. Nu eerst even op het balkon van onze kamer zitten, genieten van het mooie weer en dan naar bed. Morgen weer een nieuwe dag.