Zaterdag 28 juni, naar Veszprem en Sopron bij de Oostenrijkse grens
Een rustige dag op de camping en even naar Veszprem. Het wordt weer een lang verhaal vandaag: opstaan, wakker proberen te worden, koffie drinken, thee drinken, zonnen, wassen, lezen, noem maar op. Een eindeloze reeks bezigheden waar we jullie maar niet mee zullen vermoeien. Kort gezegd, we hebben een rustdag. Lekker bij de tent een beetje zonnen. Bij het water en het grasveld ervoor is het vol en wij zitten liever nu eens in de zon, dan weer in de schaduw onder de bomen bij onze tent met al onze spullen bij de hand.

Wanneer de temperatuur onder de 30 graden dreigt te zakken gaan we even op pad, naar het nabijgelegen Veszprem, zo'n beetje het enige dorp in de buurt waar nog iets te zien valt. Het dorp is gebouwd op 5 heuvels en er zijn behoorlijke hoogteverschillen. We parkeren zo dicht mogelijk bij het centrum en weigeren de parkeerautomaat te betalen: HUF 800 voor een uur, oftewel € 3,50!

Het centrum is klein, maar er staan een aantal aparte gebouwen zoals deze kerk met een trechterhals. Het belangrijkste gedeelte wordt echter door de burcht ingenomen. Die is gebouwd op de hoogste heuvel en heeft een lengte van ruim 500 meter waarbinnen allerlei kerken en barokke gebouwen staan en fonteintjes.

Japanners zien we meestal op een rijtje langs de weg om foto's staan maken, maar hier zijn ze druk aan het tekenen. Op de grote foto kun je het resultaat beter zien.

Al met al best een leuk dorp om eens doorheen te wandelen en er zijn meer die er zo over denken. Toch is het heel wat rustiger dan langs het Balatonmeer. Op een terrasje nemen we een koffie en een frisdrank en tot onze verbazing hoeven we dit keer maar HUF 365, dus zo'n € 1,65 te betalen. Dus hier en daar kan Hongarije nog wel goedkoop zijn.

De burcht eindigt met een uitzicht op het stadje dat grotendeels aan de voet van de heuvels is gebouwd. Het lijkt een mooi beeld, maar rechts (net buiten beeld) staat een hele rij grauwe flats die het stadsgezicht aardig bederven.
Op de terugweg rijden we nog een stuk langs het Balatonmeer op zoek naar een stukje strand of in ieder geval een rustiger stukje oever. We vinden het niet. Strand is er vrijwel niet, wel stukken kade waar je kunt zitten en loopplanken het water in. Ernaast staan parkeerplaatsen waar je ruim € 3 per uur moet betalen. Dan maar het stukje grasveld dat we op de camping hebben.

Aan de oostkant van het meer schijnen wel wat strandjes te zijn, maar het meer is ruim 75 kilometer lang en het is toch overal druk. Diezelfde drukte en het toeristische karakter van de streek maakt dat we ons hier niet echt thuisvoelen, ook al is het even lekker om met deze warmte bij het water te zitten. Maar waarschijnlijk verhuizen we volgende week al naar Tsjechië om te kijken of we daar leukere plekjes kunnen vinden.
Zondag 29 juni 2003, naar Sopron bij de Oostenrijkse grens

Naar Sopron bij de Oostenrijkse grens
Na een kalme start van de dag met verse broodjes en koffie en thee beginnen we met een rondrit door het achterland van het westelijk gedeelte van het Balatonmeer. Dit gebied bestond vroeger uit vulkanen waarvan de lava als bazaltafzetting is achtergebleven. Op veel hellingen worden druiven verbouwd voor de wijnbouw.

Langs het hele meer zie je kegelvormige bergen, de uitgedoofde vulkaantoppen en men heeft een groot gebied tot nationaal park gemaakt. Rustig is het er echter niet vanwege de toeristische aantrekkingskracht van het Balatonmeer.

Vanuit het park rijden we naar het noorden en komen ook door Nagyvazsony waar een kasteeltoren staat. Er lijkt een nederlandse vlag op te wapperen maar we zouden niet weten waarom. Dit was ooit het leengoed van de militair Kiniszi die in Hongaarse legenden voortleeft als Pal, de molenaarsknecht die zo sterk was dat hij karaffen wijn op een molensteen serveerde in plaats van op een dienblad.

Daarna vervolgen we onze weg naar Sopron dat helemaal in het noordwesten van Hongarije ligt, tegen de grens van Oostenrijk aan. We hadden verwacht de uitlopers van de Alpen te zien, maar we komen bedrogen uit. Het land is zo vlak als wat en niet echt spectaculair. Ook de dorpen die we passeren zijn 'gewoontjes'. Of zijn we inmiddels al te veel verwend?
Sopron is nooit door de Turken bezet geweest en daardoor zijn er nog veel gebouwen te zien uit de late middeleeuwen, hoewel vrijwel alles in de 18e eeuw is verbouwd in de barokstijl.

Onder de brandtoren loopt een poortje naar het centrale plein. Hierachter bevindt zich het oude centrum. Volgens onze reisgids strijden Pecs en Sopron om de 2e plaats wat betreft mooie centra en we hoopten een keus te kunnen maken, maar beide steden zijn zo verschillend en beide zijn ze inderdaad mooi. Een gedeelde 2e plaats dus, misschien wel een 1e omdat Budapest vooral indrukwekkend is door de grootte van alles en van ons wel op de 2e plaats mag komen wat 'mooiheid' betreft.

Het oorspronkelijke centrum is kleiner dan dat van Pecs maar er staan meer oude gebouwen op een kleine oppervlakte bij elkaar. De Kelten en ook de Romeinen hadden hier al een nederzetting. Maar zo druk als het bij het Balatonmeer is, zo rustig is het hier. En dat nog wel in een van de mooiste steden van Hongarije!
We wandelen het stadje eens rustig rond en het valt ons op dat sommige straten Duitstalige namen hebben. Op zich toch niet verwonderlijk omdat Sopron vroeger Odenburg heette en bij Oostenrijk hoorde. Tot verbazing van de Oostenrijkers stemden de Odenburgers voor aansluiting bij Hongarije toen het Habsburgse rijk werd gesplitst in Oosten rijk en Hongarije.

Op een terrasje eten we nog een verlaat middagmaal en voor het eerst het nationale gerecht: goulash. Hoewel, de naam van het gerecht was toch heel wat anders op de menukaart, maar dat hebben we niet onthouden.
De terugweg naar de camping is toch veel langer dan we gedacht hadden en we zijn ruim 2 uur onderweg. Het grootste deel leidt weer door vlak land tot we in de buurt van het Balatonmeer komen en de vulkaanheuvels zich opwerpen. Hongarije is beslist een mooi land met veel verschillende gebieden, maar het mooist vonden we het toch de eerste paar dagen in het noordoosten van het land. De natuur sprak ons daar het meeste aan en de barok die je in sommige steden aantreft, is wat minder aan ons besteedt. Al met al vinden we dat we hier lang genoeg zijn geweest, tijd voor wat anders. Morgen vertrekken we dus.
