Zondag 14 juni, naar de Vikoskloof in het Pindosgebergte
We gaan vandaag naar het noorden, naar het Pindosgebergte waar enkele van de hoogste bergen van Griekeland omhoog reiken en dat voor toeristen vooral bekend is vanwege de Vikos kloof. Er zijn twee nationale parken, Pindo en Vikos-Aoös. Eigenlijk hadden we iets eerder in het voorjaar moeten komen, dan schijnt de flora uitbundig te bloeien waaronder veel orchideeën.
Vitsa is één van de zogenaamde Zachorische dorpen, 45 stuks die er allemaal nog traditioneel uitzien met veel imposante herenhuizen uit de Ottomaanse tijd toen Zagoria autonoom was. Maar ook veel vervallen oude schuren en huizen. Het gebied leent zich niet voor landbouw en de bevolking bestond vooral uit herders, maar jongelui proberen tegenwoordig liever in het toerisme hun geld te verdienen. Het landschap is fenomenaal en vanaf het dorpsplein, waar we een kop koffie drinken, zien we de hoge bergen en kloven om ons heen liggen.
De rivier Vikos loopt door een diepgelegen bedding tussen de bergen door en dit gebied is een paradijs voor wandelaars. Als je echt de bergen ingaat moet je wel ervaren zijn en dat zijn wij niet. Wij blijven op de gebaande paden en rijden door het gebied rond op zoek naar mooie kiekjes. Af en toe maken we wel een wandeling maar vooral Lies blijft het liefst ver bij de rand vandaan. De hellingen gaan soms loodrecht naar beneden.
In Vitsa staat op een bord vermeld dat de Vikoskloof de diepste canyon ter wereld is volgens het Guiness book of world records, namelijk 900 meter met een maximale breedte van 1100 meter. Op internet vind je wat andere waarden zoals kloven tot 1600 meter diep en een breedte van enkele tot 400 meter. Wij vinden het diep genoeg.
In Vitsa staat op een bord vermeld dat de Vikoskloof de diepste canyon ter wereld is volgens het Guiness book of world records, namelijk 900 meter met een maximale breedte van 1100 meter. Op internet vind je wat andere waarden zoals kloven tot 1600 meter diep en een breedte van enkele tot 400 meter. Wij vinden het diep genoeg.
Iets voorbij Vitsa ligt het dorp Monodendri, waar we de auto op een parkeerplaats aan de rand van het dorp neerzetten. Dan volgen we de bordjes naar Moni Paraskevi (het Paraskevi klooster) dat een eind buiten het dorp ligt op een steil aflopende rots aan de rand van de Vikoskloof. Het klooster werd in 1412 gesticht door Michael Therianos als dank voor de genezing van de oogproblemen van zijn dochter, een wonder dat werd toegeschreven aan de heilige Paraskevi. De wandeling er naartoe is nog geen kilometer en niet moeilijk, maar gaat wel langs diepe ravijnen en biedt mooie vergezichten.
Het is maar een klein klooster, maar goed bewaard gebleven en erg leuk om te bezoeken. We zien een pater die een klein winkeltje bemand en bezig is een icoon te schilderen. Het klooster wordt sinds 1940 niet meer bewoond. Op de binnenplaats en in de winkel zijn prachtige iconen te zien en het lijkt alsof de verf van sommige nog nauwelijks opgedroogd is. Verder is er nog een gebedsruimte, veel nonnen kunnen hier in het verleden niet gewoond hebben.
Je kunt gewoon naar binnen lopen en kleding voorschriften zijn er blijkbaar niet want Lies heeft een halfkorte broek aan en een mouwloos shirt.
Je kunt gewoon naar binnen lopen en kleding voorschriften zijn er blijkbaar niet want Lies heeft een halfkorte broek aan en een mouwloos shirt.
Aan de zijkant van het klooster kun je verder lopen, langs de rand van de diepe kloof en er staat een groot waarschuwingsbord. Hier en daar is en reling maar er zijn ook stukken waar Lies zich tegen de rotsen aanduwt om voorzichtig verder te komen. Ik heb zelf iets minder last van hoogtevrees maar heb wel ontzag voor die diepte!
Adembenemend is een goed woord om hier te gebruiken. De kloof is gedurende miljoenen jaren uitgesleten door de Voidomatis rivier, hoewel deze het grootste deel van de zomer tegenwoordig droog staat. Bergbeklimmers kunnen hier hun hart ophalen.
Adembenemend is een goed woord om hier te gebruiken. De kloof is gedurende miljoenen jaren uitgesleten door de Voidomatis rivier, hoewel deze het grootste deel van de zomer tegenwoordig droog staat. Bergbeklimmers kunnen hier hun hart ophalen.
Het dorp Monodendri is ook weer één van die traditionele dorpen met huizen uit witte natuurstenen en leien daken. Nieuwe gebouwen mogen alleen gebouwd worden ter vervanging van bestaande huizen en dan moeten de zelfde materialen worden gebruikt.
Lies vindt dat ze na deze angstaanjagende tocht wel weer aan een pauze toe is en gelukkig is daar alle gelegenheid voor in het dorp waar steeds wat meer toeristen op af komen vanwege de prachtige, ongerepte natuur. Op het pleintje, vlakbij de Athanasios kerk, staan stoeltjes en tafeltjes zoals meestal in dit soort dorpen en daar gaan we even zitten.
De naam van het dorp, Monodendri, betekent '1 boom'. Tot 1753 was het dorp samen met Vitsa 1 groot dorp waartussen een grote spar stond. Monodendri won de strijd om het gebied waar de boom op stond en nam toen deze naam aan, hoewel de boom er ondertussen niet meer staat.Lies vindt dat ze na deze angstaanjagende tocht wel weer aan een pauze toe is en gelukkig is daar alle gelegenheid voor in het dorp waar steeds wat meer toeristen op af komen vanwege de prachtige, ongerepte natuur. Op het pleintje, vlakbij de Athanasios kerk, staan stoeltjes en tafeltjes zoals meestal in dit soort dorpen en daar gaan we even zitten.
Naar het noorden rijdend voor een volgend uitkijkpunt, komen we langs een aantal merkwaardig gelaagde rotsen en dat blijkt het zogenaamde Stenen Woud te zijn, miljoenen jaren oude kalksteenformaties waarin je met wat fantasie allerlei figuren in kan zien. Dat lezen we tenminste achteraf en het schijnt dat je hier een mooie wandeling tussen de kalkrotsen kan maken maar dat hebben wij niet gedaan. We zijn echt niet zulke wandelaars, maar dat heeft ook een beetje met de gezondheid te maken.
Waar we wel over gelezen hebben in onze reisgidsen is het Oxya uitkijkpunt, aan het einde van een doodlopende weg. Daar parkeren we de auto en volgen het pad het bos in. Opnieuw een avontuur volgens Lies die zoveel mogelijk probeert te doen alsof er helemaal geen ravijn naast het pad ligt. Op het laatste stuk is gelukkig een redelijke hoge muur maar hoe betrouwbaar die is? De stenen van het pad zijn af en toe verzakt maar ik mag er geen grapjes over maken. We treffen een Amerikaans stel waar we een tijdje mee praten en we maken foto's met elkaars camera's hoewel het wat moeite kost om Lies toch echt bij de rand te krijgen om te poseren.
Op dit punt ligt de bodem van de kloof 900 meter onder ons en Lies is maar wat blij als we weer op een iets breder pad komen, alsof ze eindelijk weer kan ademhalen. Toch kan ze ook wel genieten van het uitzicht, werkelijk majestueus. Anders dan de Meteora maar net zo indrukwekkend.
Dit is nog één van de gebieden in Europa waar nog beren voorkomen maar we zijn toch wel blij dat we die niet tegenkomen. Er eentje van afstand zien zo wel spectaculair zijn.
Dit is nog één van de gebieden in Europa waar nog beren voorkomen maar we zijn toch wel blij dat we die niet tegenkomen. Er eentje van afstand zien zo wel spectaculair zijn.
De wegen lopen hier allemaal dood en we moeten terug naar Kato Pedina, 1 van de oudste dorpjes van Zachoria met zo'n 40 inwoners, waar we langs de Taxiarchen kerk komen. In de 14e eeuw gebouwd maar in 1611 helemaal gerestaureerd en in 1749 voorzien van fresco's van antieke Griekse filosofen. Helaas is de deur gesloten en kunnen we die niet bekijken.
Op weg naar het dorpje Vikos zien we aan de overkant van het dal een weg vol indrukwekkende haarspeldbochten. Reken maar dat ik die nog ga rijden!
Op weg naar het dorpje Vikos zien we aan de overkant van het dal een weg vol indrukwekkende haarspeldbochten. Reken maar dat ik die nog ga rijden!
Ook in Vikos, waar de Vikoskloof eindigt, maken we een korte maar mooie wandeling maar het is een stuk toeristischer hier, veel te veel mensen. Dus we rijden terug naar Aristi waar we wat drinken en een echte Griekse salade eten met een dikke homp fetakaas bovenop.
Daarna rijden we nog verder naar het noorden en bij Kleidonia gaan we van de weg af om naar de oude stenen brug te kijken. Het is net een soort parkje waar we terecht komen en geliefd als picknickplekje. Er is een grote holle boom waar ik gemakkelijk inpas, maar het opmerkelijkste aan de boom is dat die nog steeds leeft en bladeren draagt. Wonderbaarlijk.
Daarna rijden we nog verder naar het noorden en bij Kleidonia gaan we van de weg af om naar de oude stenen brug te kijken. Het is net een soort parkje waar we terecht komen en geliefd als picknickplekje. Er is een grote holle boom waar ik gemakkelijk inpas, maar het opmerkelijkste aan de boom is dat die nog steeds leeft en bladeren draagt. Wonderbaarlijk.
In dit gebied kun je heel veel boogbruggen vinden, hoewel er ook al genoeg zijn verdwenen. Ze werden hoog over het water gebouwd omdat de rivieren in de winter en het voorjaar vaak overstroomden en men anders niet van dorp tot dorp kon reizen. Vaak werden ze betaald door rijke dorpsbewoners en werd de brug naar diegene vernoemd. Deze brug heet gewoon de Kleidonia brug, vernoemd naar het dorp en de rivier is de Aoös waar het nationale park naar vernoemd is. Het water van de rivier is prachtig blauw en in de warmte is het lekker om ernaast te zitten.
We gaan nog een stukje verder naar het noorden, naar Konitsa waar we vlakbij de Albanese grens zijn. Op de weg zien we waarschuwingsborden voor een ijzige weg terwijl de thermometer in de auto ruim 30 graden aangeeft. Maar 's winters zal het op deze hoogte wel ijzig kunnen zijn, we zitten ruim 600 meter hoog. Op de kaart zie ik nog veel meer wegen die dieper het nationale park ingaan maar het is, door de vele wandelingen en de stops, al aardig laat geworden. En ik heb die mooie haarspeldbochtenweg nog niet eens gereden! Alle reden om hier dus nog eens terug te komen.
's Avonds zien we vanaf ons balkon hetzelfde ritueel als iedere avond: opa komt op zijn trekker vanuit het dorp aanpuffen, parkeert die op het terrein van ons gebouw en loopt weer terug naar het dorp. Net zoals 's ochtends oma altijd langs komt met een boodschappentas en later weer wegloopt met een bos takken op haar rug. We hoeven niet eens weg van ons balkon, er is altijd wel wat te zien.