De geschiedenis van Cyprus
Hoewel Cyprus een klein eiland is, heeft het altijd een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Middellandse Zee, die zijn omvang ver overschrijdt. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door zijn strategische ligging in de Middellandse Zee. Daarom was het eiland ook onderhevig aan vele invasies en is de cultuur een mengeling van invloeden uit vele werelden. De meeste data die we in dit korte overzicht gebruiken zijn schattingen, want de experts zijn het daar niet altijd mee eens. We zijn windowoncyprus.com en cosmosnet.net zeer dankbaar voor de informatie die zij ons hebben toegestaan te gebruiken. Als u opmerkingen of suggesties heeft over de inhoud van deze pagina, kunt u ons mailen. Ten slotte beschrijven we de huidige gebeurtenissen (tot aan 2002 toen wij er waren) voornamelijk vanuit de Grieks-Cypriotische kant, maar kijk ook eens naar de Noord-Cypriotische sites.
Prehistorisch Cyprus, tot 4000 v.c.
Cyprus in de Kopertijd, 4000- 2500 v.c.
Cyprus in de Bronstijd, 2500- 1050 v.c.
Cyprus in de Vroege IJzertijd, 1050- 750 v.c.
De Klassieke Periode, 750- 333 v.c.
Cyprus tijdens de Hellenistische periode, 333- 58 v.c.
Cyprus in de Romeinse periode, 58 v.c.- 330 n.c.
Cyprus in de Byzantijnse periode, 330- 1191
Cyprus in de late Middeleeuwen, 1191- 1571
Cyprus tijdens de Ottomaanse Periode, 1571- 1878
Cyprus tijdens de Britse periode, 1878- 1960
Cyprus wordt onafhankelijk, 1960- 1974
Cyprus in het heden, 1974- 2002
Links naar andere websites met meer informatie over de geschiedenis van Cyprus
Nieuwe Steentijd (8.000- 3.500 v.c.)
Nieuwe Steentijd I, 8.000- 4.500 v.c.
Het eerste bewijs van een menselijke populatie op de eilanden komt uit de Mesolithische periode (7.000 tot 4.000 v.c.). Op 15 januari 1999 zijn enkele sporen gevonden van ongeveer 1.000 jaar eerder in de neolithische nederzetting Pareklissia-Skilourokambous. Ze waren jager-verzamelaars die uit Syrië en Silicië kwamen. Desondanks zijn de experts het hier niet allemaal mee eens. Overblijfselen van dergelijke vroege gemeenschappen zijn overal op het eiland te vinden, zoals in Khirokitia, Kalavasos-Tenta, Apostolos Andreas-Kastros, Phrenaros, Petra tou Limniti enz. Neolithische Cyprioten bouwden cirkelvormige huizen met kleine stenen voor de lagere structuren en in de zon gedroogde stenen en klei voor de midden- en bovenbouw.
De skeletten die zijn gevonden, laten ons zien dat deze vroege bewoners Homo Sapiens Sapiens waren. Ze waren kort en stevig, maar aan de hedendaagse mens. De levensverwachting was erg kort, de gemiddelde leeftijd bij overlijden was ongeveer 34 jaar en er was een zeer hoge kindersterfte. Deze mensen kenden landbouw, ze verbouwden en bewaarden maïs met behulp van houten ploegen en sikkelstenen met platte stenen. Ze maakten aardewerk en leefden in gemeenschappen. Je kunt de restanten van zo'n gemeenschap bezoeken in Khirokitia. Het is een zeer interessante site met massieve stenen die rond de fundamenten van elk klein "house" zijn gebouwd.
Nieuwe Steentijd II, 4.500-3.500 v.c.
De akeramische (zonder keramiek) beschaving van Cyprus kwam nogal abrupt tot een einde rond 6.000 v.c. Het werd waarschijnlijk gevolgd door een vacuüm van bijna 1.500 jaar tot ongeveer 4.500 v.c. wanneer de Nieuwe Steentijd II begint. Op dat moment arriveerden er nieuwkomers op Cyprus die een nieuw tijdperk introduceerden. De belangrijkste nederzetting die de meeste van de kenmerken uit die periode toont is Sotira, in de buurt van de zuidkust van Cyprus. Het had bijna vijftig huizen, meestal met een enkele kamer met een eigen vuurplaats, banken, platforms en scheidingswanden die werkplekken opleverden. De huizen waren vrijstaand, met relatief dunne muren en waren veelal vierkant met afgeronde hoeken.
Deze neolithische II-cultuur werd vernietigd door een aardbeving rond 3.800 v.c.
Het eerste bewijs van een menselijke populatie op de eilanden komt uit de Mesolithische periode (7.000 tot 4.000 v.c.). Op 15 januari 1999 zijn enkele sporen gevonden van ongeveer 1.000 jaar eerder in de neolithische nederzetting Pareklissia-Skilourokambous. Ze waren jager-verzamelaars die uit Syrië en Silicië kwamen. Desondanks zijn de experts het hier niet allemaal mee eens. Overblijfselen van dergelijke vroege gemeenschappen zijn overal op het eiland te vinden, zoals in Khirokitia, Kalavasos-Tenta, Apostolos Andreas-Kastros, Phrenaros, Petra tou Limniti enz. Neolithische Cyprioten bouwden cirkelvormige huizen met kleine stenen voor de lagere structuren en in de zon gedroogde stenen en klei voor de midden- en bovenbouw.
De skeletten die zijn gevonden, laten ons zien dat deze vroege bewoners Homo Sapiens Sapiens waren. Ze waren kort en stevig, maar aan de hedendaagse mens. De levensverwachting was erg kort, de gemiddelde leeftijd bij overlijden was ongeveer 34 jaar en er was een zeer hoge kindersterfte. Deze mensen kenden landbouw, ze verbouwden en bewaarden maïs met behulp van houten ploegen en sikkelstenen met platte stenen. Ze maakten aardewerk en leefden in gemeenschappen. Je kunt de restanten van zo'n gemeenschap bezoeken in Khirokitia. Het is een zeer interessante site met massieve stenen die rond de fundamenten van elk klein "house" zijn gebouwd.
Nieuwe Steentijd II, 4.500-3.500 v.c.
De akeramische (zonder keramiek) beschaving van Cyprus kwam nogal abrupt tot een einde rond 6.000 v.c. Het werd waarschijnlijk gevolgd door een vacuüm van bijna 1.500 jaar tot ongeveer 4.500 v.c. wanneer de Nieuwe Steentijd II begint. Op dat moment arriveerden er nieuwkomers op Cyprus die een nieuw tijdperk introduceerden. De belangrijkste nederzetting die de meeste van de kenmerken uit die periode toont is Sotira, in de buurt van de zuidkust van Cyprus. Het had bijna vijftig huizen, meestal met een enkele kamer met een eigen vuurplaats, banken, platforms en scheidingswanden die werkplekken opleverden. De huizen waren vrijstaand, met relatief dunne muren en waren veelal vierkant met afgeronde hoeken.
Deze neolithische II-cultuur werd vernietigd door een aardbeving rond 3.800 v.c.
Kopertijd (Koper- Steentijd, 4.000- 2.500 v.c.)
4.000- 3.500 v.c.
In de maatschappij die ontstond zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat het om nieuwkomers gaat maar meer tekenen van continuïteit. Ondanks de gewelddadige natuurramp is er dus sprake van een interne evolutie. Langzaam worden oude nederzettingen verbouwd en ontstaan nieuwe nederzettingen.
3.500- 2.500 v.c.
Metaalwerk verschijnt nu voor de eerste keer en dat zal de toekomst van de eilanden nog eeuwen lang bepalen. Er zijn maar weinig beitels, haken en sieraden van puur koper gevonden, maar in een exemplaar is er een minimale aanwezigheid van tin, iets dat de theorie zou kunnen ondersteunen dat er contact was met Klein-Azië, waar koperwerk al eerder werd gemaakt.
Tijdens de Kopertijd vonden grote veranderingen plaats samen met technologische en artistieke ontwikkelingen, vooral tegen het einde van de periode. De aanwezigheid van een stempelzegel en de grootte van de huizen die niet uniform waren, duiden beide op een sociale hiërarchie en eigendomsrechten. Dit wordt ondersteund door de gevonden graven waarbij sommigen in putten zonder goederen zijn neergelgd en andere in schachtgraven met relatief waardevol meubelilair. Dit duidt op vermogensopbouw door bepaalde families en sociale differentiatie.
De Kopertijd kwam niet tegelijkertijd in heel Cyprus tot een einde. Terwijl in het noorden van Cyprus de Bronstijd begon, bleef het gebied rond Paphos nog enige tijd achterlopen.
In de maatschappij die ontstond zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat het om nieuwkomers gaat maar meer tekenen van continuïteit. Ondanks de gewelddadige natuurramp is er dus sprake van een interne evolutie. Langzaam worden oude nederzettingen verbouwd en ontstaan nieuwe nederzettingen.
3.500- 2.500 v.c.
Metaalwerk verschijnt nu voor de eerste keer en dat zal de toekomst van de eilanden nog eeuwen lang bepalen. Er zijn maar weinig beitels, haken en sieraden van puur koper gevonden, maar in een exemplaar is er een minimale aanwezigheid van tin, iets dat de theorie zou kunnen ondersteunen dat er contact was met Klein-Azië, waar koperwerk al eerder werd gemaakt.
Tijdens de Kopertijd vonden grote veranderingen plaats samen met technologische en artistieke ontwikkelingen, vooral tegen het einde van de periode. De aanwezigheid van een stempelzegel en de grootte van de huizen die niet uniform waren, duiden beide op een sociale hiërarchie en eigendomsrechten. Dit wordt ondersteund door de gevonden graven waarbij sommigen in putten zonder goederen zijn neergelgd en andere in schachtgraven met relatief waardevol meubelilair. Dit duidt op vermogensopbouw door bepaalde families en sociale differentiatie.
De Kopertijd kwam niet tegelijkertijd in heel Cyprus tot een einde. Terwijl in het noorden van Cyprus de Bronstijd begon, bleef het gebied rond Paphos nog enige tijd achterlopen.
Bronstijd (2.500- 1.050 v.c.)
Vroege Bronstijd, 2.500- 1.900 v.c.
Het nieuwe tijdperk werd geïntroduceerd door mensen uit Anatolië die naar Cyprus kwamen vanwege ongeregeldheden in Klein-Azië. Het is logisch dat we de eerste levendige overblijfselen van deze beschaving rond 2.300 v.c. in het noordelijke deel van de eiland, van waaruit het zich verspreidde naar het zuiden en westen.
Omdat de nieuwkomers wisten hoe ze met koper moesten werken, verhuisden ze al snel naar de zogenaamde koperen riem van de eiland, de uitlopers van het Troodos-gebergte. Deze migratie weerspiegelt de toegenomen interesse in het ruwe materiaal dat na enkele eeuwen zo nauw verbonden zou worden met Cyprus.
Tegen 2.000 v.c. was een industrie ontwikkeld om brons te produceren (koper gemengd met 10% tin) en het aardewerk van het eiland was van goede kwaliteit zodat er een levendige handel met andere landen in de Middellandse Zee ontstond.
Midden Bronstijd, 1.900- 1.600 v.c.
De Midden Bronstijd die daarop volgde, is een relatief korte periode en het vroege deel wordt gekenmerkt door een vreedzame ontwikkeling in tegenstelling tot de laatste jaren die werden gekenmerkt door oorlogen.
Anders dan de vroege Bronstijd, waarvan tot nog toe geen nederzettingen zijn gevonden, toont de Midden Bronstijd enkele nederzettingen die ons een goed beeld geven van de architectuur van de periode. Van Alambra in centraal Cyprus weten we dat de huizen rechthoekig waren met veel kamers, terwijl straten werden aangelegd waardoor mensen zich vrij in de gemeenschap konden bewegen.
In dezelfde periode werden op verschillende plaatsen forten gebouwd, een duidelijke indicatie van onrust, hoewel we niet zeker zijn over de oorzaak ervan.
Late Bronstijd, 1.600- 1.050 v.c.
Onrust, spanning en angst markeren het begin van de Late Bronstijd, waarschijnlijk vanwege een soort van strijd met de Hyksos die op dat moment over Egypte regeerden maar daar vanaf het midden van de 16e eeuw werden verdreven. Er was een overvloedige toevoer van koper op de eiland en het bedrijfsleven floreerde toen in 1500 v.c. Thoetmosis III (een grote Egyptische farao) besloot Cyprus in zijn domein op te nemen. Met deze overname wordt Cyprus voor het eerst genoemd in de geschreven geschiedenis. Al snel daarna heerste er in de oostelijke Middellandse Zee vrede zodat de handelsbetrekkingen opbloeiden en stedelijke centra groeiden. De belangrijkste daarvan was Enkomi, de vroegste voorganger van het moderne Famagusta, hoewel er ook verschillende andere havensteden ontstonden langs de zuidkust van Cyprus. Rijke vondsten uit deze periode getuigen van een levendige handel met andere landen. Sieraden en andere kostbare voorwerpen uit de Ege&ium;sche Zee, samen met aardewerk, bewijzen de nauwe banden tussen de twee gebieden, hoewel vondsten uit landen in het Nabije Oosten ook overvloedig zijn.
Gedurende deze jaren bereikte Cyprus ongekende hoogten in welvaart en het speelde een vrij neutrale rol in de conflicten tussen haar machtige buren. De Feniciërs kwamen vanuit hun steden Tire en Sidon in Phoenicia om te handelen. Ze bouwden grote steden in Kitium, Amathus en Lapithos. In de 13e eeuw v.c. kwamen Egeïsche volken naar Cyprus en bleven er. Ze bouwden vele versterkte nederzettingen, waarvan er een nog steeds te bezoeken is op de Myceense Maa-Paleokastro-locatie in Koraalbaai, vlakbij Paphos.
Het grote handelscentrum van Knossos op Kreta zorgde ook voor de ontwikkeling van de handel. De Kretenzers hadden enorme vloten van schepen die met iedereen handel dreef, helemaal tot aan de kusten van Afrika en Spanje. En toen werd Knossos plotseling vernietigd! Het is niet bekend hoe, maar wat de reden ook is, het is bekend dat de Doriërs Griekenland binnenvielen in ongeveer 1.190 v.c. Ze waren agressief en hadden ijzeren wapens en een enorm aantal Grieks sprekende mensen vluchtte. Velen van hen kwamen op Cyprus aan en zo begon de Helleense connectie (tussen Griekenland en Cyprus), die sterk is gebleven tot op de dag van vandaag. Het eiland was nu overwegend Grieks sprekend, maar nog steeds een kolonie van de Egyptische farao's. Deze migratie wordt herinnerd in vele sagen die herhalen hoe sommige van de Griekse helden die deelnamen aan de Trojaanse oorlog zich op Cyprus vestigden.
Van de oude Cypriotische cultuur was aan het eind van de Bronstijd niets meer over. Cyprus was nu een smeltkroes van verschillende culturen en buitenlandse invloeden. En het nam een belangrijke plaats in de geschiedenis in, die het in feite nog steeds heeft, als het ontmoetingspunt van de verschillende culturen toen en nu.
Het nieuwe tijdperk werd geïntroduceerd door mensen uit Anatolië die naar Cyprus kwamen vanwege ongeregeldheden in Klein-Azië. Het is logisch dat we de eerste levendige overblijfselen van deze beschaving rond 2.300 v.c. in het noordelijke deel van de eiland, van waaruit het zich verspreidde naar het zuiden en westen.
Omdat de nieuwkomers wisten hoe ze met koper moesten werken, verhuisden ze al snel naar de zogenaamde koperen riem van de eiland, de uitlopers van het Troodos-gebergte. Deze migratie weerspiegelt de toegenomen interesse in het ruwe materiaal dat na enkele eeuwen zo nauw verbonden zou worden met Cyprus.
Tegen 2.000 v.c. was een industrie ontwikkeld om brons te produceren (koper gemengd met 10% tin) en het aardewerk van het eiland was van goede kwaliteit zodat er een levendige handel met andere landen in de Middellandse Zee ontstond.
Midden Bronstijd, 1.900- 1.600 v.c.
De Midden Bronstijd die daarop volgde, is een relatief korte periode en het vroege deel wordt gekenmerkt door een vreedzame ontwikkeling in tegenstelling tot de laatste jaren die werden gekenmerkt door oorlogen.
Anders dan de vroege Bronstijd, waarvan tot nog toe geen nederzettingen zijn gevonden, toont de Midden Bronstijd enkele nederzettingen die ons een goed beeld geven van de architectuur van de periode. Van Alambra in centraal Cyprus weten we dat de huizen rechthoekig waren met veel kamers, terwijl straten werden aangelegd waardoor mensen zich vrij in de gemeenschap konden bewegen.
In dezelfde periode werden op verschillende plaatsen forten gebouwd, een duidelijke indicatie van onrust, hoewel we niet zeker zijn over de oorzaak ervan.
Late Bronstijd, 1.600- 1.050 v.c.
Onrust, spanning en angst markeren het begin van de Late Bronstijd, waarschijnlijk vanwege een soort van strijd met de Hyksos die op dat moment over Egypte regeerden maar daar vanaf het midden van de 16e eeuw werden verdreven. Er was een overvloedige toevoer van koper op de eiland en het bedrijfsleven floreerde toen in 1500 v.c. Thoetmosis III (een grote Egyptische farao) besloot Cyprus in zijn domein op te nemen. Met deze overname wordt Cyprus voor het eerst genoemd in de geschreven geschiedenis. Al snel daarna heerste er in de oostelijke Middellandse Zee vrede zodat de handelsbetrekkingen opbloeiden en stedelijke centra groeiden. De belangrijkste daarvan was Enkomi, de vroegste voorganger van het moderne Famagusta, hoewel er ook verschillende andere havensteden ontstonden langs de zuidkust van Cyprus. Rijke vondsten uit deze periode getuigen van een levendige handel met andere landen. Sieraden en andere kostbare voorwerpen uit de Ege&ium;sche Zee, samen met aardewerk, bewijzen de nauwe banden tussen de twee gebieden, hoewel vondsten uit landen in het Nabije Oosten ook overvloedig zijn.
Gedurende deze jaren bereikte Cyprus ongekende hoogten in welvaart en het speelde een vrij neutrale rol in de conflicten tussen haar machtige buren. De Feniciërs kwamen vanuit hun steden Tire en Sidon in Phoenicia om te handelen. Ze bouwden grote steden in Kitium, Amathus en Lapithos. In de 13e eeuw v.c. kwamen Egeïsche volken naar Cyprus en bleven er. Ze bouwden vele versterkte nederzettingen, waarvan er een nog steeds te bezoeken is op de Myceense Maa-Paleokastro-locatie in Koraalbaai, vlakbij Paphos.
Het grote handelscentrum van Knossos op Kreta zorgde ook voor de ontwikkeling van de handel. De Kretenzers hadden enorme vloten van schepen die met iedereen handel dreef, helemaal tot aan de kusten van Afrika en Spanje. En toen werd Knossos plotseling vernietigd! Het is niet bekend hoe, maar wat de reden ook is, het is bekend dat de Doriërs Griekenland binnenvielen in ongeveer 1.190 v.c. Ze waren agressief en hadden ijzeren wapens en een enorm aantal Grieks sprekende mensen vluchtte. Velen van hen kwamen op Cyprus aan en zo begon de Helleense connectie (tussen Griekenland en Cyprus), die sterk is gebleven tot op de dag van vandaag. Het eiland was nu overwegend Grieks sprekend, maar nog steeds een kolonie van de Egyptische farao's. Deze migratie wordt herinnerd in vele sagen die herhalen hoe sommige van de Griekse helden die deelnamen aan de Trojaanse oorlog zich op Cyprus vestigden.
Van de oude Cypriotische cultuur was aan het eind van de Bronstijd niets meer over. Cyprus was nu een smeltkroes van verschillende culturen en buitenlandse invloeden. En het nam een belangrijke plaats in de geschiedenis in, die het in feite nog steeds heeft, als het ontmoetingspunt van de verschillende culturen toen en nu.
Vroege IJzertijd (1.050- 750 v.c.)
In de daaropvolgende Vroege IJzertijd wordt Cyprus overwegend Grieks. Aardewerk en de decoratie ervan tonen een duidelijke Egeïsche inspiratie, hoewel ook oosterse ideeën van tijd tot tijd binnensluipen. Nieuwe begrafenisgewoontes met uit de rotsen gesneden kamergraven met een lange 'dromos' (een helling die geleidelijk naar de ingang afloopt) en nieuwe religieuze overtuigingen ondersteunen de theorie van de komst van mensen uit de Egeïsche Zee. Hetzelfde standpunt wordt ondersteund door de introductie van de veiligheidsspeld die een nieuwe manier van aankleden aangeeft en ook door een naam die op een bronzen spies van Paphos is gekrast en ergens dateert tussen 1050-950 v.c. Deze naam (O-pe-le-ta-u) is in de Griekse taal, maar het is geschreven in het Cypriotische schrift dat tot de 3e eeuw v.c. in gebruik bleef. Het alfabetische schrift dat in Griekenland in de 8e eeuw v.c. werd overgenomen van de Feniciërs werd juist in Cyprus pas in de vroege 4e eeuw v.c. geïntroduceerd.Kleinere stadstaten waren verdeeld in 'nationaliteiten'; Marion, Salamis en Soli waren in wezen 'Ionisch'. Curium was 'Dorisch' en Kouklia en Kitium waren 'Myceens'. Men beoefende de oorspronkelijke vorm van democratie, wat betekende dat alleen autochtone en rijke burgers het recht hadden om te stemmen. De handel floreerde en de export van maïs, olie, wijn en koper stond bovenaan de lijst.
Archaïsche en klassieke periode (750 - 333 v.c.)
750- 569 v.c.
De 8e eeuw v.c. zag een duidelijke toename van rijkdom op Cyprus. De communicatie met Oost en West groeide en dit creëerde een welvarende samenleving. Getuigen van deze rijkdom zijn de zogenaamde koninklijke tombes van Salamis, die, hoewel geplunderd, een echt koninklijke overvloed aan rijkdom bevatten. Paardenoffers, bronzen statieven en enorme ketels versierd met sirenes, griffioenen enz., wagens met al hun versieringen en de uitrusting van de paarden, ivoren bedden en prachtig gedecoreerde tronen werden allemaal in de graven gedeponeerd van hun eigenaren.
Het einde van de 8e eeuw is de tijd dat de Homerische gedichten, de 'Ilias' en de 'Odyssee' verspreid werden, en deze hebben indruk gemaakt op de Cyprioten. Begrafenisgebruiken bij Salamis en elders werden sterk beïnvloed door deze gedichten. De overledene kreeg spiesen en vuurhaarden mee om het vlees te roosteren, een gebruik dat werd gevonden in het hedendaagse Argos en op Kreta, wat doet denken aan de vergelijkbare uitresting van Achilles toen hij andere Griekse helden in zijn tent vermaakte. Honing en olie, door Homerus beschreven als offergaven voor de dood, zijn ook te vinden in Salamis, en de vlammen van vuur die de overledenen hebben geconsumeerd, waren gedoofd met wijn zoals het gebeurde met het lichaam van Patroclus nadat het aan de vlammen was gegeven. De as van de held werd zorgvuldig verzameld, in een linnen doek gewikkeld en in een gouden urn geplaatst.
In ongeveer 750 v.c., toen de Egyptische invloed afnam, kozen de Cypriotische koningen een nieuwe meester, Sargon II de koning van Assyrië. Ze onderwierpen zich aan hem en Cyprus werd daarmee zijn protectoraat en later (709 v.c.), toen koning Assur-bani-pal Egypte binnenviel, voegden 10 Cypriotische koningen zich bij hem. Een grote fout want Assyrië werd zelf binnengevallen door de 'Meden'. Ze veroverden Nineveh, de hoofdstad van Assyrië, en dat was het einde van het Assyrische rijk.
Het koningschap op Cyprus werd zelfs in stand gehouden onder de buitenlandse bezettingen, omdat de steden van Cyprus onafhankelijk bleven, zelfs na hun onderwerping aan de Assyriërs in 709, de Egyptenaren in 569 en de Perzen in 545 v.c.
Egyptisch heerschappij, 569- 525 v.c.
Egypte was weer in de lift op het wereldtoneel en opnieuw nam ze de controle over Cyprus over, dit keer door Amasis II die farao was van 570 tot 525 v.c. De periode van Egyptische overheersing, hoewel kort, heeft vooral zijn stempel gedrukt op de beeldhouwkunst, waar we de rigiditeit en de kleding van de Egyptenaren terugzien. Al snel echter namen de Cyprioten er weer afstand van en keerden terug naar de Griekse prototypes.
Perzische heerschappij, 525- 499 v.c.
In 525 v.c. sloten de Cypriotische koningen zich aan bij het Perzische rijk dat opnieuw Egypte binnenviel. Koning Darius I organiseerde zijn rijk in 'satrapieën' of provincies. Er waren er 20 in totaal en Cyprus maakte deel uit van de vijfde samen met wat nu Syrië, Israël en de Libanon is. ('Van de stad Posideüm, die Amphilochus, de zoon van Amphiaraüs, stichtte aan de grenzen van Cilicië en Syrië, daarbij beginnend tot Egypte, behalve een streek van de Arabieren, die belastingvrij was, was de schatting driehonderd en vijftig talenten; in dit gewest ligt gansch Phenicië en het dusgeheeten palaestinische Syrië en Cyprus; dit was het vijfde gewest.'. Geschreven door Herodotus rond 440 v.C.).
Onder de Perzen behielden de koningen van Cyprus hun onafhankelijkheid, hoewel ze wel giften gaven aan hun heerser. Ze konden hun eigen munten kunnen slaan zonder het portret van de Perzische heerser erop. Koning Evelthon van Salamis (560-525 v.c.), waarschijnlijk de eerste die zilveren of bronzen munten op Cyprus laat slaan, toont een ram op de voorzijde en een 'ankh' (Egyptisch symbool van geluk) op de achterzijde.
De Grieken van Cyprus deelden de Perziche overheersing met de Grieken van Ionië (de westkust van Klein-Azië, nu Turkije) met wie ze nauwere banden smeedden. Toen de Ionische Grieken in opstand kwamen tegen Perzië (499 v.c.) deden de meeste Cyprioten mee behalve de stad Amathus. Ze waren hiertoe overgehaald door Onesilos, de broer van koning Gorgos van Salamis, die hij onttroonde omdat Gorgos niet wilde vechten voor onafhankelijkheid.
De Perzen reageerden snel en stuurden een aanzienlijke strijdmacht om tegen Onesilos te vechten. 'Miletus' was een stad in Ionië en met hulp van de Atheners veroverden ze de Perzische stad Sardes. De Perzen landden in de buurt van Salamis en terwijl hun schepen in de havens lagen werden ze aangevallen door de Ionische vloot en grondig verslagen. De strijd op het land ging echter niet zo goed. In de hoogte van de strijd veranderde de prins van Curium van kant, net als de wagenmenners van Salamis. De Cyprioten werden verslagen en opnieuw onderworpen aan Perzië. Ze moesten hun schepen toevoegen aan de Perzische vloot en meedoen ana een strafexpeditie tegen hun bondgenoten de Ioniërs. De gehele bevolking van Miletus werd afgeslacht of tot slaaf gemaakt.
499- 333 v.c.
De Cyprioten gaven echter niet op en gedurende de volgende 200 jaar vochten ze dapper tegen de Perzen wanneer ze maar konden. Vanaf 487 v.c. en zo'n 100 jaar lang werd Cyprus 'af en toe' bevrijd. De Grieken van Griekenland hadden een confederatie gevormd genaamd de Delische Bond. Ze wilden Cyprus bevrijden zodat ze hun bekwame zeelieden en scheepsbouwers in hun voordeel konden gebruiken. Men had echter constant conflicten met elkaar en besmetten de Cypriotische steden met dezelfde ziekte.
Na deze gebeurtenissen werd de Perzische overheersing drukkender en kregen Fenicische element meer invloe ten koste van de Griekse. Een Feniciër besteeg de troon van Salamis en het duurde tientallen jaren voordat Evagoras, een echte telg uit de familie Teucrid, erin slaagde om de troon in 411 v.c. te veroveren. Hij probeerde de Cypriotische koningen en steden te verenigen, maar uiteindelijk faalde hij.
Evagoras domineerde de Cypriotische politiek bijna veertig jaar totdat hij stierf in 374/3 v.c. Hij gaf de voorkeur aan alles wat Grieks was en drong er bij de Grieken uit de Egeïsche zee op aan zich te vestigen op Cyprus. Hij hielp de Atheners op vele manieren en zij eerden hem door zijn standbeeld op te richten in de Stoa (portiek) Basileios in Athene. De opvolgers van Evagoras zetten zijn strijd tegen de Perzen voort, maar het mocht niet baten totdat Alexander de Grote in 333 v.c. de Perzen versloeg in de veldslag van Issos bij het moderne Alexandretta (Iskenderun). Vanaf dat moment wilden de Cypriotische koningen maar al te graag hun trouw aan hem bewijzen.
De 8e eeuw v.c. zag een duidelijke toename van rijkdom op Cyprus. De communicatie met Oost en West groeide en dit creëerde een welvarende samenleving. Getuigen van deze rijkdom zijn de zogenaamde koninklijke tombes van Salamis, die, hoewel geplunderd, een echt koninklijke overvloed aan rijkdom bevatten. Paardenoffers, bronzen statieven en enorme ketels versierd met sirenes, griffioenen enz., wagens met al hun versieringen en de uitrusting van de paarden, ivoren bedden en prachtig gedecoreerde tronen werden allemaal in de graven gedeponeerd van hun eigenaren.
Het einde van de 8e eeuw is de tijd dat de Homerische gedichten, de 'Ilias' en de 'Odyssee' verspreid werden, en deze hebben indruk gemaakt op de Cyprioten. Begrafenisgebruiken bij Salamis en elders werden sterk beïnvloed door deze gedichten. De overledene kreeg spiesen en vuurhaarden mee om het vlees te roosteren, een gebruik dat werd gevonden in het hedendaagse Argos en op Kreta, wat doet denken aan de vergelijkbare uitresting van Achilles toen hij andere Griekse helden in zijn tent vermaakte. Honing en olie, door Homerus beschreven als offergaven voor de dood, zijn ook te vinden in Salamis, en de vlammen van vuur die de overledenen hebben geconsumeerd, waren gedoofd met wijn zoals het gebeurde met het lichaam van Patroclus nadat het aan de vlammen was gegeven. De as van de held werd zorgvuldig verzameld, in een linnen doek gewikkeld en in een gouden urn geplaatst.
In ongeveer 750 v.c., toen de Egyptische invloed afnam, kozen de Cypriotische koningen een nieuwe meester, Sargon II de koning van Assyrië. Ze onderwierpen zich aan hem en Cyprus werd daarmee zijn protectoraat en later (709 v.c.), toen koning Assur-bani-pal Egypte binnenviel, voegden 10 Cypriotische koningen zich bij hem. Een grote fout want Assyrië werd zelf binnengevallen door de 'Meden'. Ze veroverden Nineveh, de hoofdstad van Assyrië, en dat was het einde van het Assyrische rijk.
Het koningschap op Cyprus werd zelfs in stand gehouden onder de buitenlandse bezettingen, omdat de steden van Cyprus onafhankelijk bleven, zelfs na hun onderwerping aan de Assyriërs in 709, de Egyptenaren in 569 en de Perzen in 545 v.c.
Egyptisch heerschappij, 569- 525 v.c.
Egypte was weer in de lift op het wereldtoneel en opnieuw nam ze de controle over Cyprus over, dit keer door Amasis II die farao was van 570 tot 525 v.c. De periode van Egyptische overheersing, hoewel kort, heeft vooral zijn stempel gedrukt op de beeldhouwkunst, waar we de rigiditeit en de kleding van de Egyptenaren terugzien. Al snel echter namen de Cyprioten er weer afstand van en keerden terug naar de Griekse prototypes.
Perzische heerschappij, 525- 499 v.c.
In 525 v.c. sloten de Cypriotische koningen zich aan bij het Perzische rijk dat opnieuw Egypte binnenviel. Koning Darius I organiseerde zijn rijk in 'satrapieën' of provincies. Er waren er 20 in totaal en Cyprus maakte deel uit van de vijfde samen met wat nu Syrië, Israël en de Libanon is. ('Van de stad Posideüm, die Amphilochus, de zoon van Amphiaraüs, stichtte aan de grenzen van Cilicië en Syrië, daarbij beginnend tot Egypte, behalve een streek van de Arabieren, die belastingvrij was, was de schatting driehonderd en vijftig talenten; in dit gewest ligt gansch Phenicië en het dusgeheeten palaestinische Syrië en Cyprus; dit was het vijfde gewest.'. Geschreven door Herodotus rond 440 v.C.).
Onder de Perzen behielden de koningen van Cyprus hun onafhankelijkheid, hoewel ze wel giften gaven aan hun heerser. Ze konden hun eigen munten kunnen slaan zonder het portret van de Perzische heerser erop. Koning Evelthon van Salamis (560-525 v.c.), waarschijnlijk de eerste die zilveren of bronzen munten op Cyprus laat slaan, toont een ram op de voorzijde en een 'ankh' (Egyptisch symbool van geluk) op de achterzijde.
De Grieken van Cyprus deelden de Perziche overheersing met de Grieken van Ionië (de westkust van Klein-Azië, nu Turkije) met wie ze nauwere banden smeedden. Toen de Ionische Grieken in opstand kwamen tegen Perzië (499 v.c.) deden de meeste Cyprioten mee behalve de stad Amathus. Ze waren hiertoe overgehaald door Onesilos, de broer van koning Gorgos van Salamis, die hij onttroonde omdat Gorgos niet wilde vechten voor onafhankelijkheid.
De Perzen reageerden snel en stuurden een aanzienlijke strijdmacht om tegen Onesilos te vechten. 'Miletus' was een stad in Ionië en met hulp van de Atheners veroverden ze de Perzische stad Sardes. De Perzen landden in de buurt van Salamis en terwijl hun schepen in de havens lagen werden ze aangevallen door de Ionische vloot en grondig verslagen. De strijd op het land ging echter niet zo goed. In de hoogte van de strijd veranderde de prins van Curium van kant, net als de wagenmenners van Salamis. De Cyprioten werden verslagen en opnieuw onderworpen aan Perzië. Ze moesten hun schepen toevoegen aan de Perzische vloot en meedoen ana een strafexpeditie tegen hun bondgenoten de Ioniërs. De gehele bevolking van Miletus werd afgeslacht of tot slaaf gemaakt.
499- 333 v.c.
De Cyprioten gaven echter niet op en gedurende de volgende 200 jaar vochten ze dapper tegen de Perzen wanneer ze maar konden. Vanaf 487 v.c. en zo'n 100 jaar lang werd Cyprus 'af en toe' bevrijd. De Grieken van Griekenland hadden een confederatie gevormd genaamd de Delische Bond. Ze wilden Cyprus bevrijden zodat ze hun bekwame zeelieden en scheepsbouwers in hun voordeel konden gebruiken. Men had echter constant conflicten met elkaar en besmetten de Cypriotische steden met dezelfde ziekte.
Na deze gebeurtenissen werd de Perzische overheersing drukkender en kregen Fenicische element meer invloe ten koste van de Griekse. Een Feniciër besteeg de troon van Salamis en het duurde tientallen jaren voordat Evagoras, een echte telg uit de familie Teucrid, erin slaagde om de troon in 411 v.c. te veroveren. Hij probeerde de Cypriotische koningen en steden te verenigen, maar uiteindelijk faalde hij.
Evagoras domineerde de Cypriotische politiek bijna veertig jaar totdat hij stierf in 374/3 v.c. Hij gaf de voorkeur aan alles wat Grieks was en drong er bij de Grieken uit de Egeïsche zee op aan zich te vestigen op Cyprus. Hij hielp de Atheners op vele manieren en zij eerden hem door zijn standbeeld op te richten in de Stoa (portiek) Basileios in Athene. De opvolgers van Evagoras zetten zijn strijd tegen de Perzen voort, maar het mocht niet baten totdat Alexander de Grote in 333 v.c. de Perzen versloeg in de veldslag van Issos bij het moderne Alexandretta (Iskenderun). Vanaf dat moment wilden de Cypriotische koningen maar al te graag hun trouw aan hem bewijzen.
Hellenistische Periode (333- 58 v.c.)
Alexander de Grote, 333- 323 v.c.
Het succesverhaal van Alexander van Macedonië zou legendarisch worden. Alexander de Grote nam het bevel over van zijn vaders legers in 336 v.c., toen hij 23 jaar oud was. De volgende 10 jaar gebruikte hij om Perzië en Mesopotamië binnen te vallen. Hij overwon iedereen. Alexander was een student van Aristoteles en een grote fan van de Griekse cultuur en hij verspreidde de kunst, literatuur, politieke concepten en filosofie waar hij maar overwon. Toen Alexander de Grote naar het zuiden marcheerde en vervolgens naar het hart van het Perzische rijk en tenslotte India, hielpen de Cypriotische koningen hem op vele manieren, vooral met hun schepen bij de belegering van Tyrus. Als waardering stelde Alexander hen vrij van belastingen.
Weer strijd, 323- 295 v.c.
Cyprus zou bijna 3 eeuwen een Hellenistische beschaving hebben. Het enige probleem na Alexanders vroege dood was welke van zijn drie generaals de Cyprioten zou moeten steunen, Ptolemaeus, Antigonus of Seleucis. Men gaf de voorkeur aan Ptolemaeus en hij nam het bestuur over in 318 v.c. Hij stuurde zijn broer Menelaüs om de tegenstand te verpletteren, waaronder de steden Amathus en Kitium. Koning Pygmalion van Kitium werd geëxecuteerd en koning Nicocles van Paphos pleegde zelfmoord.
Maar tien jaar later (306 v.c.) nam Antigonus' zoon Demetrius het eiland. Hij bevrijdde Menelaüs en al zijn andere gevangenen in een gebaar van goede wil. Hij heerstte 10 jaar.
295- 58 v.c.
In 295/294 v.c. nam Ptolemaeus opnieuw de controle over. Er was geen weerstand behalve in Salamis. Ptolemaeus was een beschaafd man. Er werd een grote universiteit in Alexandrië gebouwd die gewijd was aan de Musen en Cyprus was slechts 350 kilometer weg over zee, er was veel handel en culturele uitwisseling en het onderwijs in de hogere klassen was op een hoogtepunt. De zaken gingen goed. Het was in deze tijd dat Zenon (geboren 336 v.C.) van Kitium zijn filosofieschool vestigde in Athene. Maar de Ptolemeïsche heerschappij was ook star en exploiteerde de middelen van het eiland tot het uiterste, met name hout en koper.
In 190 v.c. kregen de zonen van Ptolemaeus V ruzie en ze deden een beroep op Rome, een toenemende macht in de Middellandse Zee, om hun geschillen op te lossen. Dit werd gedaan om Rome buiten te houden, maar na vele jaren van gekibbel tussen koningen en allianties, kwam Rome met een krachtige leider in de vorm van Marcus Portius Cato.
Rome was opgeroepen om vrede op het eiland te herstellen en die vrede kwam, maar ook een verandering van macht. Deze keer werd het eiland onderdeel van het grote Romeinse rijk met zijn eigen interne vrede, de Pax Romeinsea.
Het succesverhaal van Alexander van Macedonië zou legendarisch worden. Alexander de Grote nam het bevel over van zijn vaders legers in 336 v.c., toen hij 23 jaar oud was. De volgende 10 jaar gebruikte hij om Perzië en Mesopotamië binnen te vallen. Hij overwon iedereen. Alexander was een student van Aristoteles en een grote fan van de Griekse cultuur en hij verspreidde de kunst, literatuur, politieke concepten en filosofie waar hij maar overwon. Toen Alexander de Grote naar het zuiden marcheerde en vervolgens naar het hart van het Perzische rijk en tenslotte India, hielpen de Cypriotische koningen hem op vele manieren, vooral met hun schepen bij de belegering van Tyrus. Als waardering stelde Alexander hen vrij van belastingen.
Weer strijd, 323- 295 v.c.
Cyprus zou bijna 3 eeuwen een Hellenistische beschaving hebben. Het enige probleem na Alexanders vroege dood was welke van zijn drie generaals de Cyprioten zou moeten steunen, Ptolemaeus, Antigonus of Seleucis. Men gaf de voorkeur aan Ptolemaeus en hij nam het bestuur over in 318 v.c. Hij stuurde zijn broer Menelaüs om de tegenstand te verpletteren, waaronder de steden Amathus en Kitium. Koning Pygmalion van Kitium werd geëxecuteerd en koning Nicocles van Paphos pleegde zelfmoord.
Maar tien jaar later (306 v.c.) nam Antigonus' zoon Demetrius het eiland. Hij bevrijdde Menelaüs en al zijn andere gevangenen in een gebaar van goede wil. Hij heerstte 10 jaar.
295- 58 v.c.
In 295/294 v.c. nam Ptolemaeus opnieuw de controle over. Er was geen weerstand behalve in Salamis. Ptolemaeus was een beschaafd man. Er werd een grote universiteit in Alexandrië gebouwd die gewijd was aan de Musen en Cyprus was slechts 350 kilometer weg over zee, er was veel handel en culturele uitwisseling en het onderwijs in de hogere klassen was op een hoogtepunt. De zaken gingen goed. Het was in deze tijd dat Zenon (geboren 336 v.C.) van Kitium zijn filosofieschool vestigde in Athene. Maar de Ptolemeïsche heerschappij was ook star en exploiteerde de middelen van het eiland tot het uiterste, met name hout en koper.
In 190 v.c. kregen de zonen van Ptolemaeus V ruzie en ze deden een beroep op Rome, een toenemende macht in de Middellandse Zee, om hun geschillen op te lossen. Dit werd gedaan om Rome buiten te houden, maar na vele jaren van gekibbel tussen koningen en allianties, kwam Rome met een krachtige leider in de vorm van Marcus Portius Cato.
Rome was opgeroepen om vrede op het eiland te herstellen en die vrede kwam, maar ook een verandering van macht. Deze keer werd het eiland onderdeel van het grote Romeinse rijk met zijn eigen interne vrede, de Pax Romeinsea.
Romeinse Periode (58 v.c.- 330 n.c.)
Vroege Romeinse Periode, 58 v.c.- 45 n.c.
Cato werd de eerste officiële Romeinse gouverneur in 58 v.c. Hij was een goede en eerlijke bestuurder en vestigde in 2 jaar de wet en orde van Rome in Cyprus, en hij was een voorstander van de senaat. Cyprus werd samen met Sicilië een Romeinse provincie. Toen Caesar dictator werd, benam Cato zijn eigen leven; hij was niet blij dat de senaat en de republikeinen geen macht meer hadden. Cyprus werd door Caesar cadeau gegeven aan Koningin Cleopatra VII, de laatste van de Ptolemaeën, maar na de moord op Caesar in 44 v.c. overwon de nieuwe Augustus Caesar (Octavianus) Antonius en Cleopatra in de zeeslag van Actium (33 v.c.) en heroverde Cyprus. De volgende gouverneur in 29 v.c. was Marcus Cicero, zoon van de beroemde redenaar en politicus. Cyprus was nu een keizerlijke provincie met een militaire gouverneur en onder de persoonlijke supervisie van de keizer, maar in 22 v.c., na enkele vreedzame jaren, verdiende het de status van een Senatoriale Provincie, en kreeg het een bestuur onder een hooggeplaatste Proconsul in plaats van een militair. Paphos werd de zetel van de regering en de welvaart verspreidde zich. Nieuwe wegen, openbare gebouwen, aquaducten, bruggen en tempels werden gebouwd.
Introductie van het christendom, 45 - 330 n.c.
Het christendom kwam naar het eiland in de vorm van Paulus en Barnabas in 45 v.c. Samen bekeerden ze de Romeinse Proconsul, Sergius Paulus die de enige 'bekende' christen was van de heersende klassen in die tijd, dus Cyprus was het eerste land dat een christelijke heerser had. Vier jaar later keerde Barnabas terug naar de eilanden met Marcus en versterkte de kerk op Cyprus enorm.
De Pax Romana (Romeinse vrede) werd slechts een keer in Cyprus verstoord gedurende drie eeuwen van Romeinse bezetting. Deze ernstige onderbreking vond plaats in 115/6 n.c. toen een opstand door de Joden, geïnspireerd door Messiaanse hoop, uitbrak. Hun leider was Artemion, een Jood met een gehelleniseerde naam zoals de praktijk van de tijd was. Historici stellen het aantal vermoorde personen op 240.000. Het aantal is ongetwijfeld overdreven, maar men moet niet vergeten dat er in Cyprus praktisch geen Romeinse troepen waren gestationeerd en dit vergemakkelijkte de joodse opstand. Al snel stuurde echter de toenmalige Romeinse keizer Trajanus een van zijn generaals naar Cyprus om de opstand neer te slaan en alle Joden van het eiland te verdrijven. Ze mochten zich niet langer op het eiland begeven, zelfs niet wanneer ze schipbreuk leden.
Onder Romeinse voogdij hadden de Cyprioten bijna 4 eeuwen in stille provinciale voorspoed geleefd, maar toch hadden ze geen vrede voor zichzelf gevonden.
Cato werd de eerste officiële Romeinse gouverneur in 58 v.c. Hij was een goede en eerlijke bestuurder en vestigde in 2 jaar de wet en orde van Rome in Cyprus, en hij was een voorstander van de senaat. Cyprus werd samen met Sicilië een Romeinse provincie. Toen Caesar dictator werd, benam Cato zijn eigen leven; hij was niet blij dat de senaat en de republikeinen geen macht meer hadden. Cyprus werd door Caesar cadeau gegeven aan Koningin Cleopatra VII, de laatste van de Ptolemaeën, maar na de moord op Caesar in 44 v.c. overwon de nieuwe Augustus Caesar (Octavianus) Antonius en Cleopatra in de zeeslag van Actium (33 v.c.) en heroverde Cyprus. De volgende gouverneur in 29 v.c. was Marcus Cicero, zoon van de beroemde redenaar en politicus. Cyprus was nu een keizerlijke provincie met een militaire gouverneur en onder de persoonlijke supervisie van de keizer, maar in 22 v.c., na enkele vreedzame jaren, verdiende het de status van een Senatoriale Provincie, en kreeg het een bestuur onder een hooggeplaatste Proconsul in plaats van een militair. Paphos werd de zetel van de regering en de welvaart verspreidde zich. Nieuwe wegen, openbare gebouwen, aquaducten, bruggen en tempels werden gebouwd.
Introductie van het christendom, 45 - 330 n.c.
Het christendom kwam naar het eiland in de vorm van Paulus en Barnabas in 45 v.c. Samen bekeerden ze de Romeinse Proconsul, Sergius Paulus die de enige 'bekende' christen was van de heersende klassen in die tijd, dus Cyprus was het eerste land dat een christelijke heerser had. Vier jaar later keerde Barnabas terug naar de eilanden met Marcus en versterkte de kerk op Cyprus enorm.
De Pax Romana (Romeinse vrede) werd slechts een keer in Cyprus verstoord gedurende drie eeuwen van Romeinse bezetting. Deze ernstige onderbreking vond plaats in 115/6 n.c. toen een opstand door de Joden, geïnspireerd door Messiaanse hoop, uitbrak. Hun leider was Artemion, een Jood met een gehelleniseerde naam zoals de praktijk van de tijd was. Historici stellen het aantal vermoorde personen op 240.000. Het aantal is ongetwijfeld overdreven, maar men moet niet vergeten dat er in Cyprus praktisch geen Romeinse troepen waren gestationeerd en dit vergemakkelijkte de joodse opstand. Al snel stuurde echter de toenmalige Romeinse keizer Trajanus een van zijn generaals naar Cyprus om de opstand neer te slaan en alle Joden van het eiland te verdrijven. Ze mochten zich niet langer op het eiland begeven, zelfs niet wanneer ze schipbreuk leden.
Onder Romeinse voogdij hadden de Cyprioten bijna 4 eeuwen in stille provinciale voorspoed geleefd, maar toch hadden ze geen vrede voor zichzelf gevonden.
Byzantijnse Periode (330 -1191)
330 - 649 n.c.
In 330 n.c. verplaatste Constantijn de Grote de hoofdstad van het Romeinse keizerrijk naar de oude stad Byzantium, die hij versierde met prachtige openbare gebouwen en een verdedigingsmuur. De pas opgerichte stad heette Constantinopolis (Constantinopel) naar hemzelf, hoewel hij het zelf Nieuw Rome noemde. De burgers noemden het 'Stad' in het Grieks (Polis). Als ze het bezochten, zeiden ze. 'Is tin Poli' (naar de stad) een naam die nu nog zichtbaar is in de Turkse naam 'Istanbul'. De echte Byzantijnse periode begon in 395 n.c. toen het Romeinse Rijk in tweeën werd verdeeld: het oostelijke Byzantium en het westelijke deel dat in 476 n.c. tot een einde kwam. Natuurlijk werd Cyprus onderdeel van het oostelijke deel van het rijk en dat bleef bijna negen eeuwen lang zo.
De belangrijkste gebeurtenis op Cyprus in vergelijking met vroegere tijden was de verspreiding van het christelijk geloof dat een nieuwe levenshouding creëerde, omdat de moraliteit anders was dan die van het heidendom. Kloosters en kerken werden gesticht, zoals het Stavrovouni-klooster.
In 332 en 342 n.c. werden de steden van Cyprus verwoest door twee opeenvolgende aardbevingen en dit markeerde het einde van een tijdperk en tegelijkertijd het begin van een nieuw tijdperk, zeer verbonden met het moderne leven op Cyprus. De meeste steden werden niet herbouwd, behalve Salamis maar wel op een kleinere schaal en omgedoopt tot Constantia naar de naam van de Romeinse keizer Constantius II, zoon van Constantijn de Grote, woonachtig in Constantinopel.
De nieuwe stad werd nu de hoofdstad van de eiland. Het was voornamelijk christelijk en hierdoor werden enkele wijzigingen aangebracht tijdens de herbouw. De politieke geschiedenis van de eiland is rustig tot 649 n.c. toen de eerste Arabische invasie plaats vond.
649- 695 n.c.
In 649 n.c. zeilden de Arabieren met een grote armada onder de leiding van Muawiya tegen Cyprus. Ze veroverden en plunderden de hoofdstad Salamis-Constantia na een korte belegering en plunderden de rest van het eiland. In de loop van deze expeditie viel Umm-Haram, de tante van moederskant van de Profeet, van haar ezel in de buurt van het zoutmeer in Larnaca en werd gedood. Ze werd op die plek begraven en veel later in 1816 werd de 'Hala Sultan Tekke' daar gebouwd door de Turken.
In 654 n.c. vond de tweede Arabische invasie plaats die het eiland opnieuw verwoestte. Deze keer echter werd op Cyprus een garnizoen van 12.000 man achtergelaten, een indicatie van de intenties om het eiland in de islamitische wereld op te nemen. In 677 n.c. trokken de Arabieren rechtstreeks naar de kern van het Byzantijnse rijk, Constantinopel zelf. Ze vielen aan met een enorme vloot, maar ze leden zo'n nederlaag dat ze een verdrag moesten tekenen en de keizer een vergoeding moesten betalen. In 683 n.c. werd het garnizoen van de moslims teruggetrokken en in 688 n.c. wedr het eiland Cyprus neutraal verklaard, zonder aanwezige garnizoenen, en de belastingopbrengsten werden verdeeld tussen de Arabieren en de keizer.
Het eiland werd uiteindelijk bevrijd door de Byzantijnse keizer Nicephorus Phokas in 965 n.c.
965- 1191 n.c.
Cyprus maakt weer deel uit van het Byzantijnse rijk, maar het imperium verzwakt en de kruisvaarders realiseren zich dat Cyprus van grote strategische waarde voor hen zou kunnen zijn in hun verlangen naar de verovering van het Heilige Land. In 1191 n.c. was koning Richard van Engeland op weg naar het Heilige Land in de Derde Kruistocht. Sommige van zijn schepen waren vergaan aan de kust en het schip met zijn zuster Joanna, koningin van Sicilië, en zijn verloofde Berengaria van Navarra, lag aangemeerd in Limassol. Toen koning Richard aankwam, beschouwde hij het gedrag van de Cyprioten als beledigend voor de vrouwen en veroverde hij het eiland, en begon er een nieuwe fase, en geen gelukkige, in de geschiedenis van Cyprus.
In 330 n.c. verplaatste Constantijn de Grote de hoofdstad van het Romeinse keizerrijk naar de oude stad Byzantium, die hij versierde met prachtige openbare gebouwen en een verdedigingsmuur. De pas opgerichte stad heette Constantinopolis (Constantinopel) naar hemzelf, hoewel hij het zelf Nieuw Rome noemde. De burgers noemden het 'Stad' in het Grieks (Polis). Als ze het bezochten, zeiden ze. 'Is tin Poli' (naar de stad) een naam die nu nog zichtbaar is in de Turkse naam 'Istanbul'. De echte Byzantijnse periode begon in 395 n.c. toen het Romeinse Rijk in tweeën werd verdeeld: het oostelijke Byzantium en het westelijke deel dat in 476 n.c. tot een einde kwam. Natuurlijk werd Cyprus onderdeel van het oostelijke deel van het rijk en dat bleef bijna negen eeuwen lang zo.
De belangrijkste gebeurtenis op Cyprus in vergelijking met vroegere tijden was de verspreiding van het christelijk geloof dat een nieuwe levenshouding creëerde, omdat de moraliteit anders was dan die van het heidendom. Kloosters en kerken werden gesticht, zoals het Stavrovouni-klooster.
In 332 en 342 n.c. werden de steden van Cyprus verwoest door twee opeenvolgende aardbevingen en dit markeerde het einde van een tijdperk en tegelijkertijd het begin van een nieuw tijdperk, zeer verbonden met het moderne leven op Cyprus. De meeste steden werden niet herbouwd, behalve Salamis maar wel op een kleinere schaal en omgedoopt tot Constantia naar de naam van de Romeinse keizer Constantius II, zoon van Constantijn de Grote, woonachtig in Constantinopel.
De nieuwe stad werd nu de hoofdstad van de eiland. Het was voornamelijk christelijk en hierdoor werden enkele wijzigingen aangebracht tijdens de herbouw. De politieke geschiedenis van de eiland is rustig tot 649 n.c. toen de eerste Arabische invasie plaats vond.
649- 695 n.c.
In 649 n.c. zeilden de Arabieren met een grote armada onder de leiding van Muawiya tegen Cyprus. Ze veroverden en plunderden de hoofdstad Salamis-Constantia na een korte belegering en plunderden de rest van het eiland. In de loop van deze expeditie viel Umm-Haram, de tante van moederskant van de Profeet, van haar ezel in de buurt van het zoutmeer in Larnaca en werd gedood. Ze werd op die plek begraven en veel later in 1816 werd de 'Hala Sultan Tekke' daar gebouwd door de Turken.
In 654 n.c. vond de tweede Arabische invasie plaats die het eiland opnieuw verwoestte. Deze keer echter werd op Cyprus een garnizoen van 12.000 man achtergelaten, een indicatie van de intenties om het eiland in de islamitische wereld op te nemen. In 677 n.c. trokken de Arabieren rechtstreeks naar de kern van het Byzantijnse rijk, Constantinopel zelf. Ze vielen aan met een enorme vloot, maar ze leden zo'n nederlaag dat ze een verdrag moesten tekenen en de keizer een vergoeding moesten betalen. In 683 n.c. werd het garnizoen van de moslims teruggetrokken en in 688 n.c. wedr het eiland Cyprus neutraal verklaard, zonder aanwezige garnizoenen, en de belastingopbrengsten werden verdeeld tussen de Arabieren en de keizer.
Het eiland werd uiteindelijk bevrijd door de Byzantijnse keizer Nicephorus Phokas in 965 n.c.
965- 1191 n.c.
Cyprus maakt weer deel uit van het Byzantijnse rijk, maar het imperium verzwakt en de kruisvaarders realiseren zich dat Cyprus van grote strategische waarde voor hen zou kunnen zijn in hun verlangen naar de verovering van het Heilige Land. In 1191 n.c. was koning Richard van Engeland op weg naar het Heilige Land in de Derde Kruistocht. Sommige van zijn schepen waren vergaan aan de kust en het schip met zijn zuster Joanna, koningin van Sicilië, en zijn verloofde Berengaria van Navarra, lag aangemeerd in Limassol. Toen koning Richard aankwam, beschouwde hij het gedrag van de Cyprioten als beledigend voor de vrouwen en veroverde hij het eiland, en begon er een nieuwe fase, en geen gelukkige, in de geschiedenis van Cyprus.
Late Middeleeuwen (1191- 1571)
Frankische Periode, 1191- 1350 n.c.
Koning Richard van Engeland was terughoudend om Cyprus onder zijn controle te houden omdat zijn hoofddoel Palestina was. Om deze reden verkocht hij het aan de Tempeliers. De Tempeliers exploiteerden Cyprus meedogenloos, zodat de inwoners tegen hen in opstand kwamen tijdens de paasdagen van 1192 A D. Omdat ze beseften dat het moeilijk was om het onder hun controle te houden, verkochten ze het eiland op hun beurt aan de Koning van Jeruzalem (Jeruzalem was nu in handen van de Arabieren), Guy de Lusignan die in mei 1192 nc. het eiland in bezit nam. Vanaf het begin beschouwde Guy de Cyprioten als zijn lijfeigenen, dus nodigde hij de Franse adel uit om uit Syrië en Palestina te komen en zich op Cyprus te vestigen door hen landgoederen en rangen te geven in zijn nieuw opgerichte koninkrijk. Hij regeerde bijna twee jaar. Zijn broer Amaury, die hem opvolgde, regeerde elf jaar (1194- 1205) en hij is de echte stichter van het Lusignan-koninkrijk van Cyprus. Hij organiseerde de staat op puur feodale principes.
De gehele Griekse bevolking werd gereduceerd tot lijfeigenen van de Franse heersers. De vijandigheid tussen de twee groepen werd verergerd door de introductie van het katholicisme.
1350- 1489 n.c.
Dit klimaat veranderde pas na het midden van de 14e eeuw en de Griekse bevolking had relatieve vrijheid in religieuze aangelegenheden. Hierdoor konden de Grieken de sociale ladder beklimmen en zelfs officier in het leger worden. De Franse dynastie werkte samen met de orthodoxe kerk en gemengde huwelijken namen toe ondanks de obstakels die de katholieke kerk naar voren bracht.
De handel met de Moslim-landen bloeide op, ook vanwege de komst van handelaren uit Venetië, Genua en Pisa. Ze woonden in Famagusta en toen gevechten uitbraken tussen de Genuanen, Venitianen en het huis van Luisignan in 1372, moesten de Franken Famagusta overgeven aan de Genuanen.
In 1426 vallen Egyptische Mamelukken Cyprus binnen en vernietigen de stad Nicosia.
De laatste Frankische koning James regeerde van 1464-1473 n.c. en hij koos als zijn gemalin een jong Venetiaans meisje van de edelste families, Caterina (Catherine) Cornaro. Voor haar vertrek uit Venetië werd Caterina geadopteerd door de Venetiaanse staat, dus toen James II een paar maanden na zijn huwelijk onverwachts stierf en zijn nakomeling James III enkele weken na de geboorte ook, werd Caterina in februari 1489 n.c. overtuigd om vrijwillig afstand te doen. Venetië bood haar een landgoed aan in Asolo waar ze de rest van haar leven doorbracht tot haar dood in 1510 n.c.
Venetiaanse overheersing, 1489- 1571 n.c.
De lokale Frankische edelfamilies hadden een hekel aan de manier waarop zij werden behandeld door de Venetianen en de Grieken hadden geen voordeel van deze machtsverandering, in feite werden ze belast door zware belastingen. De orthodoxe kerk kreeg echter volledige vrijheid om politieke doeleinden. Enkele opstanden deden zich voor maar werden gemakkelijk de kop in gedrukt.
Terwijl ondertussen alle landen rond Cyprus in handen van de Ottomanen vielen, werd het duidelijk dat ook Cyprus op elk ogenblik hun prooi kon worden. De Turken stuurden in maart 1570 n.c. een ultimatum in beledigende bewoordingen aan de Raad van Tien in Venetië, waarin de onmiddellijke overgave van het eiland wordt geëist. Venetië probeerde tevergeefs om versterkingen te sturen, zodat elke weerstand tot mislukken gedoemd was.
De Turken landden onder leiding van Lala Mustafa in de buurt van Larnaca zonder weerstand en belegerden Nicosia op 25 juli 1570 n.c. Na de stad betrekkelijk gemakkelijk overwonnen te hebben, gingen ze na ongeveer anderhalve maand verder naar Kyrenia, dat zich zonder een slag of stoot overgaf. Hetzelfde gebeurde met Paphos en Limassol en op 23 september ging Lala Mustafa met zijn hele leger naar Famagusta. Op 1 augustus 1571 n.c. gaf ook Famagusta zich over.
De toenemende suprematie van Spanje en Portugal in de wereldhandel (ontdekking van de Nieuwe Wereld) verminderd de invloed van de Venetianen en met de oprukkende Ottomanen hadden ze geen mogelijkheid om hun macht op Cyprus te behouden. De bevolking van Cyprus was blij om zich van hen te ontdoen toen de Turken in 1570 Cyprus binnenvielen.
Koning Richard van Engeland was terughoudend om Cyprus onder zijn controle te houden omdat zijn hoofddoel Palestina was. Om deze reden verkocht hij het aan de Tempeliers. De Tempeliers exploiteerden Cyprus meedogenloos, zodat de inwoners tegen hen in opstand kwamen tijdens de paasdagen van 1192 A D. Omdat ze beseften dat het moeilijk was om het onder hun controle te houden, verkochten ze het eiland op hun beurt aan de Koning van Jeruzalem (Jeruzalem was nu in handen van de Arabieren), Guy de Lusignan die in mei 1192 nc. het eiland in bezit nam. Vanaf het begin beschouwde Guy de Cyprioten als zijn lijfeigenen, dus nodigde hij de Franse adel uit om uit Syrië en Palestina te komen en zich op Cyprus te vestigen door hen landgoederen en rangen te geven in zijn nieuw opgerichte koninkrijk. Hij regeerde bijna twee jaar. Zijn broer Amaury, die hem opvolgde, regeerde elf jaar (1194- 1205) en hij is de echte stichter van het Lusignan-koninkrijk van Cyprus. Hij organiseerde de staat op puur feodale principes.
De gehele Griekse bevolking werd gereduceerd tot lijfeigenen van de Franse heersers. De vijandigheid tussen de twee groepen werd verergerd door de introductie van het katholicisme.
1350- 1489 n.c.
Dit klimaat veranderde pas na het midden van de 14e eeuw en de Griekse bevolking had relatieve vrijheid in religieuze aangelegenheden. Hierdoor konden de Grieken de sociale ladder beklimmen en zelfs officier in het leger worden. De Franse dynastie werkte samen met de orthodoxe kerk en gemengde huwelijken namen toe ondanks de obstakels die de katholieke kerk naar voren bracht.
De handel met de Moslim-landen bloeide op, ook vanwege de komst van handelaren uit Venetië, Genua en Pisa. Ze woonden in Famagusta en toen gevechten uitbraken tussen de Genuanen, Venitianen en het huis van Luisignan in 1372, moesten de Franken Famagusta overgeven aan de Genuanen.
In 1426 vallen Egyptische Mamelukken Cyprus binnen en vernietigen de stad Nicosia.
De laatste Frankische koning James regeerde van 1464-1473 n.c. en hij koos als zijn gemalin een jong Venetiaans meisje van de edelste families, Caterina (Catherine) Cornaro. Voor haar vertrek uit Venetië werd Caterina geadopteerd door de Venetiaanse staat, dus toen James II een paar maanden na zijn huwelijk onverwachts stierf en zijn nakomeling James III enkele weken na de geboorte ook, werd Caterina in februari 1489 n.c. overtuigd om vrijwillig afstand te doen. Venetië bood haar een landgoed aan in Asolo waar ze de rest van haar leven doorbracht tot haar dood in 1510 n.c.
Venetiaanse overheersing, 1489- 1571 n.c.
De lokale Frankische edelfamilies hadden een hekel aan de manier waarop zij werden behandeld door de Venetianen en de Grieken hadden geen voordeel van deze machtsverandering, in feite werden ze belast door zware belastingen. De orthodoxe kerk kreeg echter volledige vrijheid om politieke doeleinden. Enkele opstanden deden zich voor maar werden gemakkelijk de kop in gedrukt.
Terwijl ondertussen alle landen rond Cyprus in handen van de Ottomanen vielen, werd het duidelijk dat ook Cyprus op elk ogenblik hun prooi kon worden. De Turken stuurden in maart 1570 n.c. een ultimatum in beledigende bewoordingen aan de Raad van Tien in Venetië, waarin de onmiddellijke overgave van het eiland wordt geëist. Venetië probeerde tevergeefs om versterkingen te sturen, zodat elke weerstand tot mislukken gedoemd was.
De Turken landden onder leiding van Lala Mustafa in de buurt van Larnaca zonder weerstand en belegerden Nicosia op 25 juli 1570 n.c. Na de stad betrekkelijk gemakkelijk overwonnen te hebben, gingen ze na ongeveer anderhalve maand verder naar Kyrenia, dat zich zonder een slag of stoot overgaf. Hetzelfde gebeurde met Paphos en Limassol en op 23 september ging Lala Mustafa met zijn hele leger naar Famagusta. Op 1 augustus 1571 n.c. gaf ook Famagusta zich over.
De toenemende suprematie van Spanje en Portugal in de wereldhandel (ontdekking van de Nieuwe Wereld) verminderd de invloed van de Venetianen en met de oprukkende Ottomanen hadden ze geen mogelijkheid om hun macht op Cyprus te behouden. De bevolking van Cyprus was blij om zich van hen te ontdoen toen de Turken in 1570 Cyprus binnenvielen.
Ottomaanse Periode (1571- 1878)
1571- 1754
In de beroemde zeeslag van Lepanto worden de Turken voor het eerst verslagen, maar in 1573 liet Venetië haar aanspraken op Cyprus los en verwelkomden de Cyprioten de Turken als hun bevrijders.
De Turkse bezetting had twee radicale gevolgen voor de geschiedenis van de eiland. Voor de eerste keer sinds de late 13e, 12e en 11e eeuw v.c. verschijnt een nieuw etnisch element (behalve de Feniciërs in de 9e eeuw v.c.), de Turken, wier religie verhindert dat ze geassimileerd worden door de sterke Griekse bevolking, wat eerder wel gebeurde met de inheemse Cyprioten, de Feniciërs en anderen.
Het tweede belangrijke gevolg van de Turkse bezetting kwam ten goede aan de Griekse boeren die niet langer slaven van het land waren dat ze bewerkten. Nu konden ze het land aankopen en daardoor eigenaar worden. De orthodoxe kerk mocht haar vrijheden behouden.
1754- 1878
Geleidelijk aan werd de aartsbisschop van Cyprus niet alleen een religieuze maar ook een etnische leider, iets dat de Turken bevorderden om iemand verantwoordelijk te stellen voor de loyaliteit van de Griekse kudde. In 1754 werd de aartsbisschop officieel door de Turken erkend als leider van de Grieks-Cyprioten en mocht hij belastingen innen. Op deze manier heeft de kerk de taak op zich genomen om de bewaker van de Griekse culturele nalatenschap te zijn, die zelfs in onze dagen nog wordt uitgevoerd, hoewel in mindere mate na de onafhankelijkheid.
Vanaf 1818 (de Griekse onafhankelijkheidsoorlogen, 1818-1829 Russisch-Turkse oorlog) nam de macht van het Ottomaanse rijk af. De Turken vroegen Groot-Brittannië om hulp en in 1878 nam Groot-Brittannië het bezit en beheer van de eilanden over, hoewel het onderdeel bleef van het Ottomaanse rijk.
In de beroemde zeeslag van Lepanto worden de Turken voor het eerst verslagen, maar in 1573 liet Venetië haar aanspraken op Cyprus los en verwelkomden de Cyprioten de Turken als hun bevrijders.
De Turkse bezetting had twee radicale gevolgen voor de geschiedenis van de eiland. Voor de eerste keer sinds de late 13e, 12e en 11e eeuw v.c. verschijnt een nieuw etnisch element (behalve de Feniciërs in de 9e eeuw v.c.), de Turken, wier religie verhindert dat ze geassimileerd worden door de sterke Griekse bevolking, wat eerder wel gebeurde met de inheemse Cyprioten, de Feniciërs en anderen.
Het tweede belangrijke gevolg van de Turkse bezetting kwam ten goede aan de Griekse boeren die niet langer slaven van het land waren dat ze bewerkten. Nu konden ze het land aankopen en daardoor eigenaar worden. De orthodoxe kerk mocht haar vrijheden behouden.
1754- 1878
Geleidelijk aan werd de aartsbisschop van Cyprus niet alleen een religieuze maar ook een etnische leider, iets dat de Turken bevorderden om iemand verantwoordelijk te stellen voor de loyaliteit van de Griekse kudde. In 1754 werd de aartsbisschop officieel door de Turken erkend als leider van de Grieks-Cyprioten en mocht hij belastingen innen. Op deze manier heeft de kerk de taak op zich genomen om de bewaker van de Griekse culturele nalatenschap te zijn, die zelfs in onze dagen nog wordt uitgevoerd, hoewel in mindere mate na de onafhankelijkheid.
Vanaf 1818 (de Griekse onafhankelijkheidsoorlogen, 1818-1829 Russisch-Turkse oorlog) nam de macht van het Ottomaanse rijk af. De Turken vroegen Groot-Brittannië om hulp en in 1878 nam Groot-Brittannië het bezit en beheer van de eilanden over, hoewel het onderdeel bleef van het Ottomaanse rijk.
Britse Periode (1878- 1960)
1878- 1914
De bezetting van Cyprus door de Britten verliep vreedzaam en op 22 juli 1878 arriveerde de eerste hoge commissaris, Sir Garnett Woolsley, in Larnaca. Uit internationaal oogpunt, volgens de Anglo-Turkse conventie van Istanboel, nam Groot-Brittannië het bezit en beheer van de eilanden over, maar de jurisdictie over het eiland bleef bij de Sultan berusten. Deze internationale status liep door tot 1914 toen het eiland werd geannexeerd door het Britse rijk. Om eventuele misverstanden met de Turkse autoriteiten te voorkomen, bleven de Cyprioten tot 1914 Ottomaanse onderdanen. Aanvankelijk moest de Britse Hoge Commissaris verantwoording afleggen aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, maar na december 1880 viel alles met betrekking tot Cyprus onder de jurisdictie van het koloniale kantoor in Londen. Tijdens de Britse bezetting werd de interne administratie van Cyprus fundamenteel gereorganiseerd. De uitvoerende macht was in handen van de Hoge Commissaris die regeerde met de hulp van een groep hogere Britse administratieve ambtenaren. Een Uitvoerende Raad, bestaande uit de hoogste Britse functionarissen, had alleen een raadgevende status. De belangrijkste verandering die de Britse bezetting teweeg heeft gebracht was de introductie, voor de eerste keer in de geschiedenis van Cyprus, van enkele parlementaire vormen door de oprichting van een Wetgevende Raad.
De Britse bezettiung betekende echter niet het einde van de uitbuiting van de Griekse en Turks-Cyprioten door de zware belastingen. Het grootste probleem dat aanleiding was voor voortdurende politieke protesten door de bevolking van Cyprus sinds het begin van de bezetting was de belasting die de Britten aan de Cyprioten hadden opgelegd om de compensatie aan de Sultan te betalen voor de concessie van Cyprus aan hen. Deze regeling was voorzien in de Conventie van 1878 en betekende dat Cyprus, hoewel onder Britse bezetting, belasting aan de Sultan zou moeten betalen. Het bedrag van deze compensatie was in de Conventie van Istanboel op 92.799 pond, elf shilling en drie pence vastgesteld. Volgens een Britse officiële schatting van die tijd kwam de som van de schadevergoeding overeen met een belasting van 10 shilling (een half pond) per Cyprioot (mannen, vrouwen en kinderen), die behoorlijk hoog was gezien het inkomen en de koopkracht van de burgers in de tijd. In werkelijkheid werd de belasting die werd geïnd nooit betaald aan de Turkse schatkist; ze werden in werkelijkheid gebruikt voor de terugbetaling van de rente aan de Britse en Franse houders van de obligaties van de Ottomaanse openbare lening van 1855, die de Ottomaanse regering in 1875-1876 had opgezegd en die dus moest worden terugbetaald door de regeringen van Frankrijk en Groot-Brittannië (die borg stonden voor deze lening). Hoe dan ook, deze regeling betekende een extra financiële last voor de Cyprioten die voortdurend protesteerden. De onrechtvaardigheden die hen werden aangedaan, werden herhaaldelijk erkend, zelfs door Britse functionarissen, waaronder Winston Churchill, die als vice-minister van Koloniën in 1907 Cyprus bezocht. Tegen die tijd was de Cypriotische roep om 'Enosis' (Unie, in dit geval met Griekenland) al zeer luid, maar de Britse regering bleef zeer duidelijk dat zij dat niet zou toelaten.
1914- 1925
Op 5 november 1914 werd Cyprus door Groot-Brittannië geannexeerd toen het Ottomaanse Rijk de Eerste Wereldoorlog betrad aan de kant van Duitsland.
Op 16 oktober 1915 deelde de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Sir Edward Gray, per telegram de premier van Griekenland, Alexandros Zaimis, en de Hoge Commissaris van Cyprus Sir John Clawson, mee dat Groot-Brittannië bereid was Cyprus aan Griekenland over te dragen als Griekenland haar neutraliteit zou laten varen en onmiddellijk de oorlog zou verklaren aan de vijanden van de Entente-mogendheden. De Griekse regering verwierp het aanbod omdat de koning van Griekenland, die van Duitse afkomst was, een belangrijke rol speelde in de politiek en niet wilde dat Griekenland tegen Duitsland en haar bondgenoten vocht. In Cyprus werd de afwijzing van de aanbieding met grote teleurstelling ontvangen door de Grieken en met een zucht van opluchting door de Turken.
In juli 1923 bevestigde de Treaty of Lausanne de internationale status van Cyprus. Krachtens artikel 21 van het Verdrag zouden de Turkse onderdanen die op 5 juli 1914 permanent in Cyprus verbleven, hun Turkse nationaliteit verliezen en Britse onderdanen worden. Hierdoor koos een klein aantal Turks-Cyprioten te emigreren, wat Turkije ook aanbeval, hoewel met zeer weinig succes. Op grond van artikel 16 van hetzelfde Verdrag doet Turkije afstand van al haar rechten en eisen op Cyprus.
1925- 1945
In 1925 werd Cyprus uitgeroepen tot Kroonkolonie en de Britse regering probeerde de Griekse nationalistische gevoelens te onderdrukken met een beleid dat resulteerde in de opstand van 1931.
Het Ottomaanse wetboek van strafrecht werd vervangen in 1928 en in 1935 werden de beginselen van de Britse Common Law vastgesteld. In 1946 werd de belangrijke wet op het onroerend goed ingevoerd. Over het algemeen waren de Britse rechtbanken eerlijk en onpartijdig en won ze terecht het respect van de mensen. De De onvrede van de Cypriotische samenleving werd weerspiegeld in de Wetgevende Raad en barstte los in april 1931, toen de regering van Sir Ronald Storrs besloot om de douanerechten te verhogen, in een poging om de begroting sluitend te krijgen. Deze wet werd niet aangenomen, omdat de Turks-Cypriotische plaatsvervanger Misrlizad Netzati Bey samen met de Grieken ertegen stemde. De gouverneur drukte deze wet er in september 1931 toch door. Ondertussen eisten de mensen grondwettelijke veranderingen, maar de Britse regering reageerde negatief. Daarnaast paste het een strenger beleid toe ten aanzien van onderwijs enz.
Het is in dit klimaat dat de gebeurtenissen van oktober 1931 snel uitliepen op demonstraties en acties van burgerlijke ongehoorzaamheid door de Grieks-Cyprioten, die uiteindelijk leidden tot botsingen met de Britse regering waarbij ook slachtoffers vielen. De opstand van oktober werd onderdrukt en gevolgd door strenge maatregelen en beperkingen voor alle Cyprioten.
In de jaren dertig en veertig werkten Griekse en Turks-Cypriotische werknemers in de vakbond voor transport en havenarbeiders nauw samen. Op 6 maart 1939 waren op de bijeenkomst die leidde tot de oprichting van de vakbond van de Limassol havenvakbond 40 Turks-Cyprioten aanwezig. Twee weken later omvatte de eerste commissie van de Famagusta vakbond drie Griekse en een gelijk aantal Turks-Cyprioten.
1945- 1955
Een zeer belangrijke gebeurtenis voor de bevolking van Cyprus was de beslissing van gouverneur Lord Winster om grondwettelijke veranderingen door te voeren. Om dergelijke veranderingen te bespreken riep Lord Winster een vergadering bijeen op 1 november 1947, die 'Diaskeptiki' heette. In de discussie die volgde, waren Grieken en Turken aanwezig. De Turks-Cypriotische afgevaardigden verwierpen het voorstel voor zelfbestuur en de Grieken deden hetzelfde, maar om andere redenen. De rechtervleugel verwierp het omdat het een unie met Griekenland onmogelijk maakte en de linkervleugel omdat het niet in echt zelfbestuur voorzag. Zo eindigde de vergadering zonder resultaat.
Na twee wereldoorlogen, waarin de Grieks-Cyprioten aan de zijde van de Britten vochten, eisten ze dat Groot-Brittannië een permanente oplossing moest bieden voor het Cyprus-probleem zoals de overgrote meerderheid van de bevolking wilde, namelijk een 'Unie' met Griekenland, in ruil voor Britse militaire voorzieningen op de eilanden.
Groot-Brittannië, dat nog steeds denkt een wereldrijk te zijn, wees het idee af en dit leidde onvermijdelijk tot het gewapende conflict van 1955-59.
Een politieke gebeurtenis die in de daaropvolgende jaren van invloed was op de slechtere betrekkingen tussen Grieken en Turken was het referendum over de 'Unie' met Griekenland, die plaatsvond op 15 januari 1950.
Van de 224.757 Griekse Grieks-Cyprioten die het recht hadden om te stemmen, stemde 215.108, of 95.7%, voor de Unie. Ook 800 Turks-Cyprioten stemden voor, maar de meerderheid van de Turks-Cyprioten was tegen de wens van de Grieken om zich te verenigen met Griekenland. De slogan 'Enosis' werd langzamerhand het belangrijkste wapen in de handen van de Britse koloniale overheid die, met een 'verdeel en heers' beleid, de tegenstellingen tussen Grieken en Turken op Cyprus vergrootten. Eind 1951 werd de eerste zuiver anti-Griekse Turks-Cypriotische organisatie opgericht onder de naam VOLKAN - die de Turks-Cypriotische minderheid mobiliseerde met de slogan "Cyprus is Turks". Opvolger van VOLKAN was de chauvinistische en terroristische organisatie TMT (Turkish Verzets Organisatie). Deze organisatie keerde zich tegen de Grieks-Cyprioten en de Turks-Cyprioten die voorstander waren van vreedzame coëxistentie en samenwerking tussen de twee gemeenschappen. Tegen 1958 vermoordden ze zowel Turken als Grieken om elke vorm van samenwerking van de twee partijen te voorkomen.
1955- 1959
De gewapende strijd van EOKA, de Grieks-Cypriotische terroristische beweging (hoewel sommigen ze zien als vrijheidsstrijders), begon bij zonsopgang op 1 april 1955 en werd door de Britten misbruikt om Turkije als belanghebbende partij bij de Cyprus-kwestie te betrekken, en om een 'koud klimaat' te creëren tussen de Grieken en de Turken van Cyprus. In mei 1956, na schermutselingen tussen Grieken en Turken, trokken de Britten een scheidslijn in Nicosia.
De activiteit van de terreurorganisatie TMT, de moord op progressieve Turken en soortgelijke daden veroorzaakten paniek en angst bij de Turks-Cypriotische bevolking, die zich moesten terugtrekken uit de vakbondsbeweging en zich geleidelijk volledig moesten afscheiden van de Grieks-Cypriotische mensen.
Het in brand steken van Griekse huizen in de Turkse wijken van Nicosia, Larnaca en Limassol, de moorden op Griekse en Turkse Cyprioten in veel delen van de eilanden zorgden voor grote beroering in de betrekkingen tussen de twee gemeenschappen. Op grond van deze problemen beargumenteerden de Britten dat "het voor de twee gemeenschappen onmogelijk was om in vrede samen te leven". Dus ook al verloor het Ottomaanse rijk Cyprus feitelijk al in 1878 alle wettelijke rechten op het eiland, Groot-Brittannië betrok Turkije toch opnieuw in de zaken van Cyprus. In feite werd in 1958 een verdeelplan voorgesteld, het zogenoemde MacMillan-plan, en vanwege dit dreigende gevaar staakten de Grieks-Cyprioten hun strijd voor zelfbeschikking en waren ze verplicht een compromis te sluiten en een onafhankelijk Cyprus te accepteren. Op deze manier vermeden ze tijdelijk de opdeling van hun land zoals was voorzien in het MacMillan-plan. Zo ondertekenden Groot-Brittannië, Griekenland, Turkije en vertegenwoordigers van de Griekse en Turkse gemeenschappen van Cyprus op 19 februari 1959 in Londen de complexe akkoorden die de Onafhankelijke Staat Cyprus hadden gecreëerd.
Op 16 augustus 1960 wordt de aartsbisschop Makarios de eerste president. De Turk Cypriotische Fadil Küçük wordt vice-president.
De bezetting van Cyprus door de Britten verliep vreedzaam en op 22 juli 1878 arriveerde de eerste hoge commissaris, Sir Garnett Woolsley, in Larnaca. Uit internationaal oogpunt, volgens de Anglo-Turkse conventie van Istanboel, nam Groot-Brittannië het bezit en beheer van de eilanden over, maar de jurisdictie over het eiland bleef bij de Sultan berusten. Deze internationale status liep door tot 1914 toen het eiland werd geannexeerd door het Britse rijk. Om eventuele misverstanden met de Turkse autoriteiten te voorkomen, bleven de Cyprioten tot 1914 Ottomaanse onderdanen. Aanvankelijk moest de Britse Hoge Commissaris verantwoording afleggen aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, maar na december 1880 viel alles met betrekking tot Cyprus onder de jurisdictie van het koloniale kantoor in Londen. Tijdens de Britse bezetting werd de interne administratie van Cyprus fundamenteel gereorganiseerd. De uitvoerende macht was in handen van de Hoge Commissaris die regeerde met de hulp van een groep hogere Britse administratieve ambtenaren. Een Uitvoerende Raad, bestaande uit de hoogste Britse functionarissen, had alleen een raadgevende status. De belangrijkste verandering die de Britse bezetting teweeg heeft gebracht was de introductie, voor de eerste keer in de geschiedenis van Cyprus, van enkele parlementaire vormen door de oprichting van een Wetgevende Raad.
De Britse bezettiung betekende echter niet het einde van de uitbuiting van de Griekse en Turks-Cyprioten door de zware belastingen. Het grootste probleem dat aanleiding was voor voortdurende politieke protesten door de bevolking van Cyprus sinds het begin van de bezetting was de belasting die de Britten aan de Cyprioten hadden opgelegd om de compensatie aan de Sultan te betalen voor de concessie van Cyprus aan hen. Deze regeling was voorzien in de Conventie van 1878 en betekende dat Cyprus, hoewel onder Britse bezetting, belasting aan de Sultan zou moeten betalen. Het bedrag van deze compensatie was in de Conventie van Istanboel op 92.799 pond, elf shilling en drie pence vastgesteld. Volgens een Britse officiële schatting van die tijd kwam de som van de schadevergoeding overeen met een belasting van 10 shilling (een half pond) per Cyprioot (mannen, vrouwen en kinderen), die behoorlijk hoog was gezien het inkomen en de koopkracht van de burgers in de tijd. In werkelijkheid werd de belasting die werd geïnd nooit betaald aan de Turkse schatkist; ze werden in werkelijkheid gebruikt voor de terugbetaling van de rente aan de Britse en Franse houders van de obligaties van de Ottomaanse openbare lening van 1855, die de Ottomaanse regering in 1875-1876 had opgezegd en die dus moest worden terugbetaald door de regeringen van Frankrijk en Groot-Brittannië (die borg stonden voor deze lening). Hoe dan ook, deze regeling betekende een extra financiële last voor de Cyprioten die voortdurend protesteerden. De onrechtvaardigheden die hen werden aangedaan, werden herhaaldelijk erkend, zelfs door Britse functionarissen, waaronder Winston Churchill, die als vice-minister van Koloniën in 1907 Cyprus bezocht. Tegen die tijd was de Cypriotische roep om 'Enosis' (Unie, in dit geval met Griekenland) al zeer luid, maar de Britse regering bleef zeer duidelijk dat zij dat niet zou toelaten.
1914- 1925
Op 5 november 1914 werd Cyprus door Groot-Brittannië geannexeerd toen het Ottomaanse Rijk de Eerste Wereldoorlog betrad aan de kant van Duitsland.
Op 16 oktober 1915 deelde de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Sir Edward Gray, per telegram de premier van Griekenland, Alexandros Zaimis, en de Hoge Commissaris van Cyprus Sir John Clawson, mee dat Groot-Brittannië bereid was Cyprus aan Griekenland over te dragen als Griekenland haar neutraliteit zou laten varen en onmiddellijk de oorlog zou verklaren aan de vijanden van de Entente-mogendheden. De Griekse regering verwierp het aanbod omdat de koning van Griekenland, die van Duitse afkomst was, een belangrijke rol speelde in de politiek en niet wilde dat Griekenland tegen Duitsland en haar bondgenoten vocht. In Cyprus werd de afwijzing van de aanbieding met grote teleurstelling ontvangen door de Grieken en met een zucht van opluchting door de Turken.
In juli 1923 bevestigde de Treaty of Lausanne de internationale status van Cyprus. Krachtens artikel 21 van het Verdrag zouden de Turkse onderdanen die op 5 juli 1914 permanent in Cyprus verbleven, hun Turkse nationaliteit verliezen en Britse onderdanen worden. Hierdoor koos een klein aantal Turks-Cyprioten te emigreren, wat Turkije ook aanbeval, hoewel met zeer weinig succes. Op grond van artikel 16 van hetzelfde Verdrag doet Turkije afstand van al haar rechten en eisen op Cyprus.
1925- 1945
In 1925 werd Cyprus uitgeroepen tot Kroonkolonie en de Britse regering probeerde de Griekse nationalistische gevoelens te onderdrukken met een beleid dat resulteerde in de opstand van 1931.
Het Ottomaanse wetboek van strafrecht werd vervangen in 1928 en in 1935 werden de beginselen van de Britse Common Law vastgesteld. In 1946 werd de belangrijke wet op het onroerend goed ingevoerd. Over het algemeen waren de Britse rechtbanken eerlijk en onpartijdig en won ze terecht het respect van de mensen. De De onvrede van de Cypriotische samenleving werd weerspiegeld in de Wetgevende Raad en barstte los in april 1931, toen de regering van Sir Ronald Storrs besloot om de douanerechten te verhogen, in een poging om de begroting sluitend te krijgen. Deze wet werd niet aangenomen, omdat de Turks-Cypriotische plaatsvervanger Misrlizad Netzati Bey samen met de Grieken ertegen stemde. De gouverneur drukte deze wet er in september 1931 toch door. Ondertussen eisten de mensen grondwettelijke veranderingen, maar de Britse regering reageerde negatief. Daarnaast paste het een strenger beleid toe ten aanzien van onderwijs enz.
Het is in dit klimaat dat de gebeurtenissen van oktober 1931 snel uitliepen op demonstraties en acties van burgerlijke ongehoorzaamheid door de Grieks-Cyprioten, die uiteindelijk leidden tot botsingen met de Britse regering waarbij ook slachtoffers vielen. De opstand van oktober werd onderdrukt en gevolgd door strenge maatregelen en beperkingen voor alle Cyprioten.
In de jaren dertig en veertig werkten Griekse en Turks-Cypriotische werknemers in de vakbond voor transport en havenarbeiders nauw samen. Op 6 maart 1939 waren op de bijeenkomst die leidde tot de oprichting van de vakbond van de Limassol havenvakbond 40 Turks-Cyprioten aanwezig. Twee weken later omvatte de eerste commissie van de Famagusta vakbond drie Griekse en een gelijk aantal Turks-Cyprioten.
1945- 1955
Een zeer belangrijke gebeurtenis voor de bevolking van Cyprus was de beslissing van gouverneur Lord Winster om grondwettelijke veranderingen door te voeren. Om dergelijke veranderingen te bespreken riep Lord Winster een vergadering bijeen op 1 november 1947, die 'Diaskeptiki' heette. In de discussie die volgde, waren Grieken en Turken aanwezig. De Turks-Cypriotische afgevaardigden verwierpen het voorstel voor zelfbestuur en de Grieken deden hetzelfde, maar om andere redenen. De rechtervleugel verwierp het omdat het een unie met Griekenland onmogelijk maakte en de linkervleugel omdat het niet in echt zelfbestuur voorzag. Zo eindigde de vergadering zonder resultaat.
Na twee wereldoorlogen, waarin de Grieks-Cyprioten aan de zijde van de Britten vochten, eisten ze dat Groot-Brittannië een permanente oplossing moest bieden voor het Cyprus-probleem zoals de overgrote meerderheid van de bevolking wilde, namelijk een 'Unie' met Griekenland, in ruil voor Britse militaire voorzieningen op de eilanden.
Groot-Brittannië, dat nog steeds denkt een wereldrijk te zijn, wees het idee af en dit leidde onvermijdelijk tot het gewapende conflict van 1955-59.
Een politieke gebeurtenis die in de daaropvolgende jaren van invloed was op de slechtere betrekkingen tussen Grieken en Turken was het referendum over de 'Unie' met Griekenland, die plaatsvond op 15 januari 1950.
Van de 224.757 Griekse Grieks-Cyprioten die het recht hadden om te stemmen, stemde 215.108, of 95.7%, voor de Unie. Ook 800 Turks-Cyprioten stemden voor, maar de meerderheid van de Turks-Cyprioten was tegen de wens van de Grieken om zich te verenigen met Griekenland. De slogan 'Enosis' werd langzamerhand het belangrijkste wapen in de handen van de Britse koloniale overheid die, met een 'verdeel en heers' beleid, de tegenstellingen tussen Grieken en Turken op Cyprus vergrootten. Eind 1951 werd de eerste zuiver anti-Griekse Turks-Cypriotische organisatie opgericht onder de naam VOLKAN - die de Turks-Cypriotische minderheid mobiliseerde met de slogan "Cyprus is Turks". Opvolger van VOLKAN was de chauvinistische en terroristische organisatie TMT (Turkish Verzets Organisatie). Deze organisatie keerde zich tegen de Grieks-Cyprioten en de Turks-Cyprioten die voorstander waren van vreedzame coëxistentie en samenwerking tussen de twee gemeenschappen. Tegen 1958 vermoordden ze zowel Turken als Grieken om elke vorm van samenwerking van de twee partijen te voorkomen.
1955- 1959
De gewapende strijd van EOKA, de Grieks-Cypriotische terroristische beweging (hoewel sommigen ze zien als vrijheidsstrijders), begon bij zonsopgang op 1 april 1955 en werd door de Britten misbruikt om Turkije als belanghebbende partij bij de Cyprus-kwestie te betrekken, en om een 'koud klimaat' te creëren tussen de Grieken en de Turken van Cyprus. In mei 1956, na schermutselingen tussen Grieken en Turken, trokken de Britten een scheidslijn in Nicosia.
De activiteit van de terreurorganisatie TMT, de moord op progressieve Turken en soortgelijke daden veroorzaakten paniek en angst bij de Turks-Cypriotische bevolking, die zich moesten terugtrekken uit de vakbondsbeweging en zich geleidelijk volledig moesten afscheiden van de Grieks-Cypriotische mensen.
Het in brand steken van Griekse huizen in de Turkse wijken van Nicosia, Larnaca en Limassol, de moorden op Griekse en Turkse Cyprioten in veel delen van de eilanden zorgden voor grote beroering in de betrekkingen tussen de twee gemeenschappen. Op grond van deze problemen beargumenteerden de Britten dat "het voor de twee gemeenschappen onmogelijk was om in vrede samen te leven". Dus ook al verloor het Ottomaanse rijk Cyprus feitelijk al in 1878 alle wettelijke rechten op het eiland, Groot-Brittannië betrok Turkije toch opnieuw in de zaken van Cyprus. In feite werd in 1958 een verdeelplan voorgesteld, het zogenoemde MacMillan-plan, en vanwege dit dreigende gevaar staakten de Grieks-Cyprioten hun strijd voor zelfbeschikking en waren ze verplicht een compromis te sluiten en een onafhankelijk Cyprus te accepteren. Op deze manier vermeden ze tijdelijk de opdeling van hun land zoals was voorzien in het MacMillan-plan. Zo ondertekenden Groot-Brittannië, Griekenland, Turkije en vertegenwoordigers van de Griekse en Turkse gemeenschappen van Cyprus op 19 februari 1959 in Londen de complexe akkoorden die de Onafhankelijke Staat Cyprus hadden gecreëerd.
Op 16 augustus 1960 wordt de aartsbisschop Makarios de eerste president. De Turk Cypriotische Fadil Küçük wordt vice-president.
Republiek Cyprus (1960 - 1974)
Cyprus krijgt onafhankelijkheid en wordt het 99ste lid van de Verenigde Naties. Groot-Brittannië, Griekenland en Turkije staan garant voor de grondwet en territoriale integriteit van de Republiek in het kader van het Alliantieverdrag van 1960.
Onafhankelijkheid zorgde echter niet voor vrede. Ernstige problemen met betrekking tot de werking en interpretatie van het constitutionele systeem kwamen onmiddellijk naar voren. Deze problemen weerspiegelden de scherpe bicommunale verdeling in de grondwet en het historische en voortdurende wantrouwen tussen de twee gemeenschappen. Turks-Cyprioten waren na acht decennia passiviteit onder de Britten een politieke entiteit geworden. Makarios wilde volledige integratie; Küç¨k was juist voor het zoveel mogelijk scheiden van de gemeenschappen. Op 20 oktober 1961 gebruikte Küç¨k zijn constitutionele vetomacht als vicepresident om de ontwikkeling van een geïntegreerde macht te stoppen. Makarios zei vervolgens dat het land toch geen leger kon betalen; de planning en ontwikkeling van het nationale leger werden stopgezet.
Ondergrondse organisaties van beide gemeenschappen herleefden in 1961 en 1962. EOKA en de TMT begonnen opnieuw te trainen, wapens binnen te smokkelen vanuit Griekenland en Turkije, en nauw samen te werken met nationale militaire contingenten uit Griekenland en Turkije die waren gestationeerd op de eilanden in overeenstemming met het Alliantieverdrag.
Op 30 november 1963 presenteerde Makarios een voorstel van dertien punten, dat volgens hem bedoeld was om belemmeringen voor de werking van de regering weg te nemen. De dertien punten betroffen constitutionele herzieningen, waaronder het opgeven van de vetorecht door zowel de president als de vice-president, een idee dat zeker zou zijn verworpen door de Turks-Cyprioten, die dachten dat het veto een vorm van levensverzekering was voor de Turkse minderheidsgemeenschap. Küçük vroeg om tijd om het voorstel te overwegen en beloofde er eind december op te antwoorden. Turkije verwierp het op 16 december en verklaarde dat het voorstel een poging was om de grondwet te ondermijnen. In december 1963 en later in maart en april 1964 breekt er hevig geweld uit tussen beide groepen.
In 1964 stuurden de Verenigde Naties een bemiddelaar naar Cyprus, maar het mocht niet baten. In Nicosia werd de Groene lijn gevestigd, die de Griekse en Turkse gemeenschappen verdeelde.
Rauf Denktash volgt Küçük op in 1973 als vice-president.
Onafhankelijkheid zorgde echter niet voor vrede. Ernstige problemen met betrekking tot de werking en interpretatie van het constitutionele systeem kwamen onmiddellijk naar voren. Deze problemen weerspiegelden de scherpe bicommunale verdeling in de grondwet en het historische en voortdurende wantrouwen tussen de twee gemeenschappen. Turks-Cyprioten waren na acht decennia passiviteit onder de Britten een politieke entiteit geworden. Makarios wilde volledige integratie; Küç¨k was juist voor het zoveel mogelijk scheiden van de gemeenschappen. Op 20 oktober 1961 gebruikte Küç¨k zijn constitutionele vetomacht als vicepresident om de ontwikkeling van een geïntegreerde macht te stoppen. Makarios zei vervolgens dat het land toch geen leger kon betalen; de planning en ontwikkeling van het nationale leger werden stopgezet.
Ondergrondse organisaties van beide gemeenschappen herleefden in 1961 en 1962. EOKA en de TMT begonnen opnieuw te trainen, wapens binnen te smokkelen vanuit Griekenland en Turkije, en nauw samen te werken met nationale militaire contingenten uit Griekenland en Turkije die waren gestationeerd op de eilanden in overeenstemming met het Alliantieverdrag.
Op 30 november 1963 presenteerde Makarios een voorstel van dertien punten, dat volgens hem bedoeld was om belemmeringen voor de werking van de regering weg te nemen. De dertien punten betroffen constitutionele herzieningen, waaronder het opgeven van de vetorecht door zowel de president als de vice-president, een idee dat zeker zou zijn verworpen door de Turks-Cyprioten, die dachten dat het veto een vorm van levensverzekering was voor de Turkse minderheidsgemeenschap. Küçük vroeg om tijd om het voorstel te overwegen en beloofde er eind december op te antwoorden. Turkije verwierp het op 16 december en verklaarde dat het voorstel een poging was om de grondwet te ondermijnen. In december 1963 en later in maart en april 1964 breekt er hevig geweld uit tussen beide groepen.
In 1964 stuurden de Verenigde Naties een bemiddelaar naar Cyprus, maar het mocht niet baten. In Nicosia werd de Groene lijn gevestigd, die de Griekse en Turkse gemeenschappen verdeelde.
Rauf Denktash volgt Küçük op in 1973 als vice-president.
Heden, 1974 - 2002
1974
In juli 1974 wordt op Cyprus een staatsgreep georganiseerd door de militaire junta die in Athene aan de macht is, om president Makarios af te zetten. Op 20 juli 1974 lanceert Turkije een invasie met 40.000 troepen tegen het weerloze Cyprus. 200.000 Grieks-Cyprioten, 40% van de totale Grieks-Cypriotische bevolking, werden gedwongen hun huizen in de bezette gebieden te verlaten en werden vluchtelingen in eigen land. De invasie van Turkije en de bezetting van 37% van het grondgebied van de eilanden en de voortdurende schending van de fundamentele mensenrechten van de bevolking van Cyprus zijn veroordeeld door internationale instanties, zoals de Algemene Vergadering van de VN, de Beweging van Niet-Gebonden Landen, de Commonwealth en de Raad van Europa.
1975-1983
Start van intercommunale gesprekken in Wenen. De "Turkse Federale Staat van Cyprus " werd uitgeroepen. In 1983 creëerden de Turks-Cyprioten door middel van een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring de "Turkse Republiek Noord-Cyprus"; ("TRNC"), maar begin jaren negentig had alleen Turkije het als een natie herkend. Rauf Denktash, die sinds de jaren 1970 de politieke leider was van de Turks-Cypriotische gemeenschap, werd verkozen tot president van de "TRNC.&Quot;
1983-2002
De gesprekken worden voortgezet, gestopt, geboycot, opnieuw gestart, maar met geen of slechts kleine resultaten. De situatie is te ingewikkeld om het hier in een paar zinnen te vertellen. Voor wie meer wil weten, kijk eens naar de onderstaande websites. De situatie is nog steeds gespannen, maar in december 2001 werden de gesprekken op het hoogste niveau hervat; De Turkse leider Denktash bezocht het Griekse deel van de eiland en in januari 2002 bezocht de Grieks-Cypriotische president Clerides zijn collega Denktash op Turks grondgebied.
Als je deze pagina tot hier hebt gelezen, heb gelezen over alle oorlogen, de gruweldaden, zie je dan nog enige rechtvaardiging voor oorlog? En hoe kwalijk is de politiek van de grootmachten die voor eigen belang hele gemeenschappen, die eeuwenlang vredig samen konden leven, zodanig tegen elkaar opzetten dat het vele slachtoffers eist. Politieke, economische, religieuze rechtvaardiging bestaat niet, niet voor het doden of martelen van een ander mens, of het overnemen van een land. We hopen dat mensen er ooit eens uitkomen, in de hele wereld.
In juli 1974 wordt op Cyprus een staatsgreep georganiseerd door de militaire junta die in Athene aan de macht is, om president Makarios af te zetten. Op 20 juli 1974 lanceert Turkije een invasie met 40.000 troepen tegen het weerloze Cyprus. 200.000 Grieks-Cyprioten, 40% van de totale Grieks-Cypriotische bevolking, werden gedwongen hun huizen in de bezette gebieden te verlaten en werden vluchtelingen in eigen land. De invasie van Turkije en de bezetting van 37% van het grondgebied van de eilanden en de voortdurende schending van de fundamentele mensenrechten van de bevolking van Cyprus zijn veroordeeld door internationale instanties, zoals de Algemene Vergadering van de VN, de Beweging van Niet-Gebonden Landen, de Commonwealth en de Raad van Europa.
1975-1983
Start van intercommunale gesprekken in Wenen. De "Turkse Federale Staat van Cyprus " werd uitgeroepen. In 1983 creëerden de Turks-Cyprioten door middel van een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring de "Turkse Republiek Noord-Cyprus"; ("TRNC"), maar begin jaren negentig had alleen Turkije het als een natie herkend. Rauf Denktash, die sinds de jaren 1970 de politieke leider was van de Turks-Cypriotische gemeenschap, werd verkozen tot president van de "TRNC.&Quot;
1983-2002
De gesprekken worden voortgezet, gestopt, geboycot, opnieuw gestart, maar met geen of slechts kleine resultaten. De situatie is te ingewikkeld om het hier in een paar zinnen te vertellen. Voor wie meer wil weten, kijk eens naar de onderstaande websites. De situatie is nog steeds gespannen, maar in december 2001 werden de gesprekken op het hoogste niveau hervat; De Turkse leider Denktash bezocht het Griekse deel van de eiland en in januari 2002 bezocht de Grieks-Cypriotische president Clerides zijn collega Denktash op Turks grondgebied.
Als je deze pagina tot hier hebt gelezen, heb gelezen over alle oorlogen, de gruweldaden, zie je dan nog enige rechtvaardiging voor oorlog? En hoe kwalijk is de politiek van de grootmachten die voor eigen belang hele gemeenschappen, die eeuwenlang vredig samen konden leven, zodanig tegen elkaar opzetten dat het vele slachtoffers eist. Politieke, economische, religieuze rechtvaardiging bestaat niet, niet voor het doden of martelen van een ander mens, of het overnemen van een land. We hopen dat mensen er ooit eens uitkomen, in de hele wereld.
Websites met meer informatie over de geschiedenis van Cyprus
• Landenweb, een korte samenvatting van de geschiedenis van Cyprus.
• Wikipedia, overzicht van de geschiedenis van Cyprus.
• Northcyprus.net, de huidige situatie gezien vanuit de Turks-Cypriotische kant (EN)
• Library of congress, een zeer uitgebreide studie over de geschiedenis van Cyprus en heden (EN)
• The latest news from Cyprus, het laatste nieuws over Cyprus (EN)
• Peace organization, vredesorganisatie op Cyprus, voor een betere wereld
• Wikipedia, overzicht van de geschiedenis van Cyprus.
• Northcyprus.net, de huidige situatie gezien vanuit de Turks-Cypriotische kant (EN)
• Library of congress, een zeer uitgebreide studie over de geschiedenis van Cyprus en heden (EN)
• The latest news from Cyprus, het laatste nieuws over Cyprus (EN)
• Peace organization, vredesorganisatie op Cyprus, voor een betere wereld