Op weg naar Schotland maar eerst naar Brugge

We wandelen eerst in de richting van de Markt, het centrale plein van het middeleeuwse centrum. De terrassen zitten overal helemaal vol, het is ook schitterend weer, de Bruggelingen, zoals de inwoners worden genoemd, en de toeristen genieten er volop van. Wij vergapen ons vooral aan de vele historische gebouwen, er is hier zoveel bewaard gebleven van de middeleeuwse stad dat het hele centrum op de werelderfgoedlijst van de Unesco staat. Wel zijn heel veel gebouwen in de 19e eeuw gerestaureerd en verfraaid met neogotische elementen vandaar ook de vele tierlantijntjes.

Op de Markt, ook wel Grote Markt genoemd, wordt al eeuwen als marktplein gebouwd dus ze hebben er wel een goede naam voor bedacht. Ten tijde van Napoleon heeft het nog even Place Napoleon geheten. Om het plein staan de grootste monumentale gebouwen en erop staan verschillende monumenten. Midden op het plein staat het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck, twee lokale volkshelden die in 1302 een rol spoeelden in het verzet tegen de Fransen. Door de loop van de eeuwen is hun bijdrage flink aangedikt. Vast staat is dat ze in 1302 een klein Frans leger hebben afgeslacht en daarmee een reeks gebeurtenissen in werking stelden.

Als we op een terras lezen over de geschiedenis in die tijd, blijkt dat er nogal wat strijd is geleverd in die tijd en dat Vlaanderen, dat redelijk wat autonomie had onder Frans gezag, de zijde van Engeland koos dat in oorlog was met Frankrijk. In naam van de vrijheid werden er heel wat slachtpartijen aangericht. Tja, vrijheidsstrijders of terroristen, zeg het maar. Zoveel is er nog niet veranderd op de wereld en we mogen in het westen blij zijn dat we al meer 70 jaar in redelijke vrijheid kunnen leven. Hopelijk hoeft die vrijheid nooit met pensioen.

Na onze stop in de zon hervatten we onze wandeling en lopen door alle delen van de oude stad. Er zijn vele kanalen, de zogenaamde Reien, aftakkingen van de rivier de Reie.
Er zijn ontzettend veel toeristische attracties in Brugge, te veel om hier op te noemen. Wil je de stad als toerist goed leren kennen dan heb je wel een aantal dagen nodig. Er zijn tientallen musea waarvan een aantal in historische gebouwen als de Belfort en de Sint Salvatorskathedraal. In de Saaihalle is wel een heel speciaal museum, die over patat: in het frietmuseum kom je alles te weten over de geschiedenis van de aardappel en friet en hun plaats in de kunst.