Maandag 10 september, we rijden naar Skhöder in Albanië
Na het ontbijt dat verstoord wordt door tientallen wespen gaan we op pad. We nemen dezelfde weg richting Podgorica die ons al snel de hoogte inbrengt zodat we een mooi uitzicht hebben op de zee. Er staat vandaag meer wind, maar het is wel warmer.
Na een uurtje staan we al bij de grenspost Hani i Hotet en het is best wel spannend. Tot 15 jaar geleden was dit land potdicht voor toeristen en stalinistischer dan Stalin zelf, het Noord-Korea van Europa. We hebben ook geen idee wat we kunnen verwachten want we hadden vooraf geen plannen om hierheen te gaan. We zijn dus kompleet onvoorbereid. Meer dan het reisadvies op de site van het ministerie van buitenlandse zaken hebben we niet gelezen: niet in het donker rijden, niet van de hoofdwegen afgaan en oppassen voor mijnen, criminelen en alcomobilisten... Ook de verhalen die je her en der wel oppikt zetten Albanië niet in een al te gunstig daglicht. Spannend dus!
Maar terwijl we netjes achter een vrachtwagen staan te wachten worden we in het Engels geroepen om door te rijden naar het douanehokje. Een supervriendelijke douanier helpt ons met de formaliteiten, legt uit dat we een visum moeten kopen (€ 10 p.p.) en dat we een formulier meekrijgen voor de auto. Op de terugweg zullen we een bedrag moeten betalen voor het aantal dagen dat we de auto hebben meegenomen. Hij verontschuldigt zich bij voorbaat voor de slechte wegen die we zullen aantreffen en is op en top hoffelijk en behulpzaam. Al met al staan we binnen een kwartier in Albanië en zijn we helemaal verrast door de vriendelijke mentaliteit bij de grens, dat is bij heel wat grenzen wel anders.Als we weer thuis zijn lezen we meer reisverhalen van anderen die Albanië hebben bezocht en allen die langs deze grenspost zijn gegaan hebben het over een hele vriendelijke, enigszins Engels sprekende douanier. Dat kan alleen onze vriend zijn!
Na deze, onverwacht vriendelijke, binnenkomst zien we al snel dat de wegen inderdaad erg slecht zijn, zo bar en boos hebben we het nog in geen enkel ander land meegemaakt. Maar we zijn hier niet voor de wegen. Harder dan 50 moet je eigenlijk niet rijden en dan heel goed opletten voor de diepe gaten in de weg. Langs de weg zien we af en toe een herderin met een kudde geiten of schapen. Het landschap ziet er dor uit met vooral lage begroeiing en lijkt niet geschikt voor landbouw.
Naast de gaten in de weg liggen bergen rommel, alsof de berm één grote vuilstortplaats is. Later horen we dat er geen vuilnis ophaaldienst is, zelfs niet in de hoofdstad Tirana en dat men toch steeds meer afval produceert omdat de welvaart de afgelopen 15 jaren is toegenomen en er veel meer producten te koop zijn. Kinderen doorzoeken soms het afval op bruikbare spullen.
Langs een groot deel van de weg zien we velden met koepeltjes, net bunkers. Het blijken schutterputjes te zijn waarvan de dictator Hoxha zo'n slordige miljoen langs de grenzen heeft laten bouwen. Hier kon men schuilen voor een buitenlandse aanval en het land verdedigen. Om al die buitenlanders tegen te houden die zo graag naar het 'welvarende' Albanië binnen wilden werd voor de zekerheid ook maar de hele grens afgerasterd. De koepels zijn gemaakt van ijzersterk beton en het schijnt erg lastig te zijn om ze te vernietigen.
Albanië arm? Het schijnt nog steeds één van de armste landen van Europa te zijn maar waar komen dan al die grote nieuwe huizen vandaan? En ze staan overal! Veel geld dat in Albanië wordt verdiend komt uit de criminaliteit en hier in het noorden is men (sommigen) rijk geworden van het smokkelen van benzine en diesel naar Servë en Kosovo tijdens de Kosovo-oorlog. De grens met Kosovo loopt door een woest bergachtig gebied, ideaal voor smokkelaars.
Ook zien we nieuwe kerken en moskeeën. In 1976 werd in de toen nieuwe grondwet gesteld dat Albanië de enige atheistische staat ter wereld is. Jarenlang was ieder religieus vertoon verboden, zelfs kerk- of moskeebezoek was strafbaar. En toch werd ook het ministerie van justitie door Hoxha afgeschaft omdat er geen misdaad in zijn socialistische staat aanwezig was. Wie pakte dan al die mensen op die in gevangenissen en concentratiekampen zaten?
De 35 kilometers naar Shkodër kosten ons heel wat tijd en als we de onder water gelopen weg richting Tirana zien besluiten we hier te blijven. Tirana ligt 120 kilometer zuidelijker en er zou wel een snelweg moeten zijn, maar waarschijnlijk wordt het weer een lange rit en daar hebben we ons in Bosnië ook al op verkeken. En op deze wegen willen we echt niet in het donker rijden.
Shkodër is een levendig stadje met zo'n 80.000 inwoners. Het is er chaotisch levendig op straat. Oud- en nieuwbouw staan ook kriskras door elkaar, ik denk niet dat ze hier met bestemmingsplannen werken, laat staan dat er een planning is. En bouwvergunningen kun je natuurlijk altijd krijgen voor de juiste hoeveelheid steekpenningen. Corruptie is hier een groot probleem, met nog geen € 350 per maand kan iedereen wel wat bijverdiensten gebruiken.
Terwijl we door de straten lopen, proberen we zoveel mogelijk mensen onopvallend te fotograferen. Op een balkon staat een gesluierde vrouw aandachtig het straatbeeld te observeren, terwijl in een moderne modezaak een vrouw nieuwe kleding past. Het verschil tussen arm en rijk is vrij duidelijk zichtbaar en schrijnend.
Na de 'val' van het communisme is de economie in de jaren 90 eerst flink verslechterd, in 1997 was er zelfs nog een korte burgeroorlog doordat allerlei piramidefondsen ineens instorten en de lokale spaarders 2 miljard euro verloren, gigantisch veel dus voor een arm land als Albanië. Nu is er zelfs te weinig geld meer om de oude industrieën opnieuw leven in te blazen, terwijl Albanië erg veel natuurlijke grondstoffen heeft, zoals olie, gas en waardevolle mineralen.
Een grote rotonde in het centrum wordt versierd door een reusachtig, socialistisch getint, standbeeld. Op de achtergrond zijn de imposante bergen van Noord-Albanië te zien, het gebied waar criminele bendes het voor het zeggen zouden hebben. Maar al onze eventuele vooroordelen over Albanië zijn al helemaal weg, waar we ook komen worden we vriendelijk begroet maar niemand is opdringerig.
Officië cijfers zeggen dat 70% van de Albaniërs moslim is en er staan meerdere moskeeën in de stad. In werkelijkheid is er maar een heel klein deel van de bevolking dat werkelijk actief gelovig is.Het wordt nu drukkend warm en we zoeken een geldwisselkantoor waar we 20 euro wisselen, het minimumbedrag. Nu kunnen we tenminste een café opzoeken om bij te komen van de eerste wandeling.
Vlakbij een gebouwtje waar vandaag de bingo gehouden wordt vinden we een terrasje. Ook hier is iedereen supervriendelijk en ondanks het feit dat men geen woord buitenlands praat krijgen we precies wat we willen hebben. Normaal gaan we nooit een land binnen zonder 1 woord te kennen, dus hebben we de vriendelijke douanbeambte het belangrijkste woord gevraagd: dankjewel. In het Albanees is dat 'vellimenderie' (zo spreek je het tenminste uit) en de ober glimlacht voluit als we dat tegen hem zeggen.
Na deze pauze lopen we door de zijstraten en al snel worden de wegen onbegaanbaar. Het asfalt is overal kapot of ligt er zelfs niet meer en veel straten staan blank. Er schijnt een plan te zijn om de gehele infrastructuur in het land op te knappen maar door geldtekort kan dat nog wel even op zich laten wachten. Maar een verdere rit naar Tirana kunnen we wel vergeten, dat redden we niet op 1 dag.
Ook hier ligt de rommel op straat, terwijl de nieuwe huizen er goed verzorgd en vaak heel kleurrijk uitzien. Het is een stad (en land) vol kontrasten en het doet meer Turks aan dan Europees.
Normaal letten we nooit op auto's maar vandaag kunnen zelfs wij het niet over het hoofd zien: ruim 90% van de auto's die hier rondrijdt is een mercedes, soms nog met een Duits kenteken erop. Zowel oude brikjes als gloednieuwe mercedessen waar je ook maar kijkt. Die zullen ze vast hebben vanwege de goede vering die je in dit land zeker nodig hebt.
Ondanks de chaos heerts er een ontspannen sfeer en we zien leuke straattafereeltjes. Oude vrouwtjes bieden balen shag per kilo aan, in de winkeltjes wordt druk gehandeld en wij lopen er ongemoeid tussendoor. Het valt ons op dat we geen bedelaars zien. Wel nog een paar andere toeristen: een Frans stel dat ook met de eigen auto is en 4 Amerikanen. In de toekomst worden dat waarschijnlijk heel wat meer, zeker als men gaat beseffen dat Albanië niet alleen maar een gevaarlijk land is. Albanië heeft een uitgebreide kustlijn, een lekker klimaat dus alle mogelijkheden om een nieuwe riviera te worden.
Kleindochter op stap met oma, zo noemen we de foto hiernaast. Oma loopt krom en heel erg langzaam en regelmatig komen we ze in de lange hoofdstraat weer tegen. Oma doet de boodschappen en het meisje draagt ze. Het zijn van die momenten dat je op iemand wilt toelopen en zeggen: wacht maar, ik help ook wel even. Maar tot nu toe hebben we nog niemand in de stad ontmoet die Duits of Engels verstaat.
Terwijl we ons uiterste best doen ons geld uit te geven (nog maar een terrasje, een stuk pizza) ontmoeten we dan een paar mannen die redelijk goed Duits kunnen praten. Hij nodigt ons uit om bij hem thuis te komen eten vanavond en morgen wil hij ons wel door de stad rondleiden en hij is een beetje teleurgesteld als we vertellen dat we vanmiddag alweer weg gaan. Eén van de mannen heeft jaren in Duitsland gewerkt om geld naar zijn familie te kunnen sturen. Nu heeft hij met zijn broer een klein kruidenierswinkeltje en we kopen een slof sigaretten (7 euro).
Aan het einde van de middag zoeken we de auto weer op en rijden terug naar het noorden. Nu zien we ook dat de mercedessen hier harder kunnen dan wij, inderdaad een betere vering. Het bergachtige landschap is indrukwekkend en uitnodigend maar we rijden er niet dichter naar toe want we hebben geen goede kaart en er is geen bewegwijzering. Laten we niet het risico lopen om te verdwalen.
Nog iets wat ons opvalt: er staan heel veel benzinestations langs de weg; de helft ervan is verlaten en half afgebroken, maar er zijn ook voldoende nog in gebruik. En er is lpg te koop! Waar we in Duitsland soms tijden moeten zoeken naar een lpgstation die dan later niet meer blijkt te bestaan, komen we ze in landen als Bosnië en Albanië zomaar tegen. Hoog tijd om het handboek autogas in Europa weer eens bij te stellen.
Dichter bij de grensovergang wordt het weer rustig op de weg en voor we het weten zijn we het land weer uit. We betalen 1 euro voor de auto nadat we de officiële papieren hebben ingeleverd op een kantoortje en de vriendelijke douanebeambte zwaait joviaal naar ons. Wij steken onze duim naar hem omhoog, en zeggen dat we een te korte, maar fantastische tijd in zijn land hebben gehad. En het is zo, we zijn helemaal verrast door wat we hebben aangetroffen, en kunnen alleen maar iedereen met een beetje avontuurlijkheid aanraden om erheen te gaan. Er zullen ongetwijfeld onveilige plekken zijn, maar waar heb je dat niet?
Tegen de schemering zijn we terug in Petrovac waar het strand nog steeds vol ligt met toeristen. Zal de Albanese kust er over 10 of 20 jaar ook zo uitzien? Voor de economie van het land zou het uiteraard goed zijn, maar we vonden het heel prettig om even uit het massatoerisme weg te zijn, al was het maar voor een dag.
Vanaf een terras langs de zee zien we de zon ondergaan en we zijn blij dat we Albanië hebben bezocht, weer een bijzondere ervaring erbij! Als we ooit weer in de buurt komen gaan we zeker wat langer.